- Terugblik vorige les + nakijken - Theorie paragraaf 1.3 en 1.4
- Maken diagnostische vragen
1 / 49
next
Slide 1: Slide
Bewegen sport en maatschappijMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Bewegen en gezondheid les 4
- Terugblik vorige les + nakijken - Theorie paragraaf 1.3 en 1.4
- Maken diagnostische vragen
Slide 1 - Slide
Nakijken: Antwoorden staan in de studiewijzer
Slide 2 - Slide
Jullie hebben gelezen dat spiervezels dus alleen maar helemaal aanspannen of helemaal ontspannen, verder niets.
Toch kun je meer of minder kracht leveren. En dat is handig, anders zou je eieren elke keer stuk knijpen als je ze oppakt.
Niet alle spiervezels in een spier trekken tegelijk samen, dit gaat per groepje spiervezels. Deze groepjes trekken samen als ze een signaal uit het zenuwstelsel krijgen. Hoe meer spiervezelgroepjes tegelijk samentrekken, hoe groter de kracht is die een spier levert.
Slide 3 - Slide
Jullie hebben gelezen over actine, myosine en sarcomeren.
Lastig onderwerp? Bekijk dan het filmpje op de volgende pagina. Dit geeft een makkelijkere uitleg dan het boek doet!
Slide 4 - Slide
Bewegen en gezondheid
Les 3
Bekijk dit filmpje van 0:32 tot 3:53. Tot daar wordt er uitleg gegeven over de werking van myosine en actine (een lastig onderdeel!)
https://www.youtube.com/watch?v=S2VlC78jNQ4&t=4s
Vervolg paragraaf 1.3 - 'Het bewegingsapparaat'
Slide 5 - Slide
Het zenuwstelsel
Een gezond zenuwstelsel zorgt ervoor dat alle functies van ons lichaam op de juiste manier werken.
- Centraal zenuwstelsel = Hersenen en ruggenmerg
- Perifeer zenuwstelsel = De verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en de spieren + organen.
Slide 6 - Slide
In je CZ worden beslissingen genomen op grond van de signalen die binnenkomen. Deze beslissingen kunnen bewust zijn (gooien of vangen van een bal) of onbewust (zoals het verhogen van je hartslag bij inspanning).
Het PZ geeft dus voornamelijk signalen door en heeft een onderverdeling tussen sensorisch en motorisch.
Het sensorische zenuwstelsel geeft met behulp van je zintuigen informatie door over wat er met je gebeurt. Jij ziet bijvoorbeeld een bal aankomen. Deze informatie gaat naar je centrale zenuwstelsel en vervolgens zorgt het motorische zenuwstelsel dat je arm in beweging komt om de bal te vangen.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
En nu...
Bladzijde 42 t/m 44 hebben jullie al gelezen. Dit gaat over:
1. Motorisch leren (er wordt een duidelijk voorbeeld
gegeven van het leren fietsen)
2. Je bloedsomloop.
Voor extra uitleg: zie filmpje (tot 1:10)
Slide 9 - Slide
1.4 Blessurepreventie en -behandeling
Er zijn 3 vormen van blessurepreventie:
Primaire blessurepreventie
Secundaire blessurepreventie
Tertiaire blessurepreventie
Slide 10 - Slide
Primaire preventie
Secundaire preventie
Tertiaire preventie
Het voorkomen van het verergeren van een bestaande blessure
Het voorkomen van blessures
Het verminderen van een opkomende blessure
Slide 11 - Drag question
Endogene blessures
Een blessure kan veroorzaakt worden door factoren die in het lichaam gelegen zijn en hebben te maken met de belastbaarheid van een sporter.
Exogene blessures
Deze blessures ontstaan door factoren van buiten het lichaam zelf.
Slide 12 - Slide
Chronische blessures
Is langdurig en slepend van aard (kan wel over gaan)
Acute blessures
Is plotseling, denk bijvoorbeeld aan het verzwikken van je enkel
Slide 13 - Slide
Acute exogene blessure
Acute endogene blessure
Chronische exogene blessure
Chronische endogene blessure
Er is sprake van herhaaldelijke overbelasting waardoor er degeneratie van bijv. de spier optreedt. Voorbeeld: tenniselleboog
Veroorzaakt door een relatief kleine overbelasting. Bijvoorbeeld een zweepslag
Ontstaan door direct inwerkend geweld op het lichaam. bijvoorbeeld een trap tegen de enkel
Ontstaan door herhaaldelijk direct inwerkend geweld van buitenaf. Bijvoorbeeld een bokser die telkens een klap op zijn hoofd krijgt
Slide 14 - Drag question
Endogene factoren:
Wat er in het lichaam zelf gebeurt, noem je de functionele belasting. De bovengrens van de functionele belasting is de belastbaarheid. De belastbaarheid heeft te maken met endogene factoren, zoals:
- Conditie
- Goede gezondheid en lichaamsverzorging
- Volledig herstel na een blessure
- De voorbereiding op een belasting
- Het afbouwen na een sportactiviteit
- De sport specifieke vaardigheid
- De aanleg en bouw van het lichaam
- leeftijd
- Mentaliteit - Ervaring
Slide 15 - Slide
Exogene factoren:
Bij verstandig verantwoord sporten moeten belasting en belastbaarheid goed op elkaar worden afgestemd. De belasting heeft te maken met exogene factoren, zoals:
- Het karakter van de sport
- Materiaal
- Accommodatie
- Wedstrijdleiding
- Trainers/coaches
- Fair play
Slide 16 - Slide
De belangrijkste preventiemaatregelen:
- Houd rekening met de intensiteit (vooral bij ziekte/blessure)
- Zorg voor een goede conditie en gezondheid
- Bereid je in de trainingen goed voor op wedstrijden
- Train onder deskundige begeleiding
- Doe altijd een goede warming-up en sluit af met een cooling down
- Zorg voor beschermende kleding schoenen, bandages, materiaal
- Houd je aan de regels
Slide 17 - Slide
De grote wat-weten-jullie-al-test!
Slide 18 - Slide
Wat is de volgorde van handelen bij een (ernstig) ongeval?
1
2
3
4
5
Let op veiligheid van jezelf, het slachtoffer en omstanders
Stel het slachtoffer gerust
Beoordeel de situatie (wat is het letsel)
Schakel professionele hulp in
Help het slachtoffer zo goed mogelijk
Slide 19 - Drag question
Een botbreuk is een acute blessure
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Waarin leg je iemand die bewusteloos is?
A
Stabiele builigging
B
Stabiele zijligging
C
Stabiele rugligging
D
Hangmat
Slide 21 - Quiz
Als je een gewond slachtoffer (dat niet kan opstaan) moet verplaatsen, welke techniek gebruik je dan?
A
Klemgreep bovenarm
B
Rautekgreep
C
Dubbele Axel
D
Slachtoffer niet verplaatsen
Slide 22 - Quiz
Een goede warming-up voorafgaand aan een sportactiviteit is een voorbeeld van....
A
Een endogene factor
B
Een exogene factor
Slide 23 - Quiz
Waar zit de origo van de bicep?
A
Groen
B
Rood
Slide 24 - Quiz
Wat is primaire blessurepreventie?
A
voorkomen verergeren bestaande blessures
B
voorkomen van blessures
C
verminderen opkomende blessure
D
voorkomen blessuregevoelige situatie
Slide 25 - Quiz
Ik denk dat ik een voldoende ga halen voor BSM
Ja
Twijfel
Nee
Slide 26 - Poll
Wat is je eerste stap bij een verslikking of luchtwegblokkering?
A
Probeer het voorwerp te verwijderen
B
5 slagen tussen de schouderbladen geven
C
5 buikstoten (heimlich)
D
112 bellen
Slide 27 - Quiz
Wanneer mag je een slachtoffer met onderkoelingsverschijnselen niet meer actief opwarmen?
A
Als het slachtoffer niet meer goed kan zien
B
Als de lichaamsfuncties het niet meer goed doen
C
Dit mag nooit
D
Dit mag altijd
Slide 28 - Quiz
-----------
-----------
-----------
----------------
-----------
Deltaspier
Rechte buikspier
Uitwendige schuine buikspier
Slaapspier
Voorhoofdspier
Slide 29 - Drag question
Het dragen van een helm tijdens het mountainbiken is een voorbeeld van...
A
Een endogene factor
B
Een exogene factor
Slide 30 - Quiz
Elke warming-up heeft, wat betreft de opbouw, vier aandachtspunten waarmee je rekening moet houden. Benoem deze vier aandachtspunten.
Slide 31 - Open question
Waar of niet waar:
Verzwikking = schade aan kraakbeen en kapsel van een gewricht. Verstuiking = meer schade dan bij verzwikking, en de pezen zijn vaak ook beschadigd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 32 - Quiz
Waarom koelen we in sommige gevallen een geblesseerd lichaamsdeel?
A
Dit vermindert de bloedstroom
B
Beperken van zwelling
C
Zorgt voor pijnvermindering
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 33 - Quiz
Hoe heet het vocht dat het smeermiddel is voor je gewrichten en extra wordt aangemaakt tijdens de warming-up?
Slide 34 - Open question
De hoeveelheid slaap die een mens nodig heeft is....
A
voor elk mens hetzelfde
B
leeftijdsafhankelijk
Slide 35 - Quiz
Wat wordt aangewezen bij punt A?
A
A
Spierbundel
B
Bundel van spiervezels
C
Spiervezel
D
Kern van een cel
Slide 36 - Quiz
Hemoglobine is...
A
een eiwit die voor sterke botten zorgt
B
een vitamine die je bloed rood kleurt
C
een eiwit die zuurstof vervoert
D
een eiwit dat ijzer transporteert
Slide 37 - Quiz
Uit welke 3 fasen bestaat een goede warming-up?
Slide 38 - Open question
Centraal zenuwstelsel
Perifeer zenuwstelsel
Dit bestaat uit je hersenen en ruggenmerg
Dit geeft voornamelijk signalen door
Hier worden de beslissingen genomen op grond van de signalen die binnenkomen
Dit bestaat uit een sensorisch en motorisch gedeelte
Slide 39 - Drag question
Handschoentjes
Pleisters
Steriele gaasjes
Isolatiedeken
Desinfectiemiddel
Snelverband
Dit heb je nodig als je iemand met een bloeding helpt, om besmetting tegen te gaan
Middel om een wond schoon te maken, meestal een vloeistof of creme met sterilon
Dit heb je nodig bij kleine wondjes, om te voorkomen dat er viezigheid in het wondje komt
Dit is steriel verpakt en zijn vrij van bacteriën. Hierdoor kan een (grotere) wond goed schoongehouden worden
Dit gebruik je om een slachtoffer te beschermen tegen afkoeling en in enkele gevallen tegen verhitting
Een combinatie van steriel gaas en verband.
Slide 40 - Drag question
Hoe noemen we hersenen en ruggenmerg samen?
A
Animaal zenuwstelsel
B
Perifeer zenuwstelsel
C
Centraal zenuwstelsel
D
Autonoom zenuwstelsel
Slide 41 - Quiz
Wat doe je als eerst wanneer iemand zijn enkel verzwikt heeft?
A
Koelen
B
Immobiliseren
C
Letten op veiligheid
D
Elevatie
Slide 42 - Quiz
Wanneer eet je genoeg?
A
Je lichaam kan dit zelf aangeven door een 'hongergevoel'
B
Wanneer je 3 maaltijden per dag eet en 2 tussendoortjes
C
Wanneer je het aantal Kcal eet wat je actief verbrand met sporten en bewegen
D
Wanneer je evenveel Kcal eet wat je op een dag verbrand (zowel actief als in rust)
Slide 43 - Quiz
Een sporter heeft meer slaap nodig dan iemand die niet of nauwelijks sport?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 44 - Quiz
Een goede warming-up duurt ongeveer.....
A
20 minuten
B
10 minuten
C
5 minuten
D
Dit is afhankelijk van de duur van je sportactiviteit
Slide 45 - Quiz
De belastbaarheid heeft te maken met de endogene factoren van de sporter; De belasting van de sporter heeft te maken met exogene factoren.
1. Het karakter van de sport, de kwaliteit van de accommodatie en het materiaal zijn endogene factoren; 2. Iemands conditie, de aanleg, de mentaliteit en ervaring zijn exogene factoren.
A
1 is waar en 2 is niet waar
B
1 is niet waar en 2 is waar
C
beide zijn waar
D
beide zijn niet waar
Slide 46 - Quiz
Hoe heet deze grote spier?
A
Gluteus maximus
B
Schouderblad
C
Grote schouderspier
D
Monnikskapspier
Slide 47 - Quiz
Welke pijl geeft de antagonist van de bicep weer?
A
Rood
B
Groen
C
Geel
Slide 48 - Quiz
Succes met de BSM-toets
Tips:
Pak het serieus aan (voorbereiding)
Neem de tijd (voor, maar ook tijdens de toets)
Lees de vragen goed door!
Leer het boek (1.1 t/m 1.4 en de spieren)
Gebruik de lesson-up's in je voorbereiding en maak de diagnostische vragen!