Grammatica WS: pers. en bez. vnw

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je het persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord herkennen en benoemen.

Slide 2 - Slide

Zelf aan de slag
Je leest éérst de theorie van Cursus 5, par. 8.

Daarna maak je opdr. 1 t/m 4.

Tijdens de instructie ben je stil.

Na de instructie mag je vragen stellen.

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken.
2. Lezen in je leesboek.

Slide 3 - Slide

Vooraf..
Bekijk de volgende zin:

 Lieke zegt dat ze altijd met haar moeder naar de tandarts gaat.

Wat voor woordsoorten zijn 'ze' en 'haar'?

Naar wie verwijzen deze woorden terug?

Slide 4 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat verwijst naar een levend wezen.

ze gaat naar de tandarts; hij is nogal lui; zij zijn een dagje weg; deze vulpen is van mij.

Slide 5 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Je geeft aan dat iets van iemand is. 

Vervang het woord door 'zijn', dan weet je of het een bezittelijke voornaamwoord is!

Dat is haar verrekijker. --> Dat is zijn verrekijker. --> Haar = bezittelijke voornaamwoord






Slide 6 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord                Bezittelijk voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Let op 'het'!
Let op: het woord het is persoonlijk voornaamwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort en wel een duidelijke betekenis heeft:

  •  Dit verhaal is heel interessant, dus ik heb het (= dit verhaal) met aandacht gelezen.








Slide 8 - Slide

Wat is GEEN persoonlijk voornaamwoord?
A
Zij
B
Men
C
Mijn
D
Ik

Slide 9 - Quiz

Ik heb iets van Madelon geleend.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
iets
C
Madelon
D
ik, iets

Slide 10 - Quiz

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
zij
B
zij, haar
C
zij, haar, haar
D
haar

Slide 11 - Quiz

Zelf aan de slag
Maak Cursus 5, par. 8, opdr. 1 t/m 4.

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken.
2. Lezen in je leesboek.
3. Leren toets ander vak.

Slide 12 - Slide

Lesdoelen: behaald?
- Kun je het het pers.  vnw. en bez. vnw. uit elkaar houden?

- Met welk woordsoort/welke woordsoorten wil je nog oefenen?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide