1.2 Werken en wonen

Werken en wonen
Nederland van 1848 tot 1914
1 / 36
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werken en wonen
Nederland van 1848 tot 1914

Slide 1 - Slide

...
DOEN

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

uitleggen welke gevolgen de opkomst
van de industrie had voor de arbeiders.
Aan het einde van de les kan je...

Slide 4 - Slide

In de tweede helft 19e eeuw worden er veel fabrieken gebouwd in Nederland.

De industrialisatie veranderde Nederland enorm:
  • Mensen verhuisden van platteland naar stad
  • Werken in de fabriek was zwaar werk
  • Men kreeg weinig betaald
  • Vrouwen en kinderen werkten ook in de fabriek
  • Protesteren hielp niet, dan werd je ontslagen
  • Er waren geen wetten om de arbeider te beschermen
§1.2 Werken en wonen

Slide 5 - Slide

1 fabrieksarbeider die staakte, werd ontslagen.
Maar wat als ze allemaal gingen staken?
§1.2 Werken en wonen

Slide 6 - Slide

1 fabrieksarbeider die staakte, werd ontslagen.
Maar wat als ze allemaal gingen staken?

Overal in Europa werden vakbonden opgericht:
  • grote groep kon onderhandelen met de fabrikanten
  • je betaalde maandelijks lidmaatschap
    - je kreeg wat geld als je ging staken of als je ziek was
§1.2 Werken en wonen

Slide 7 - Slide

De situatie in Europese landen:
  • veel mensen werkten hard, waren arm en hadden niks te zeggen
  • een kleine club was fabriekseigenaar, was rijk en had alle macht. 
§1.2 Werken en wonen

Slide 8 - Slide

De situatie in Europese landen:
  • veel mensen werkten hard, waren arm en hadden niks te zeggen
  • een kleine club was fabriekseigenaar, was rijk en had alle macht. 

Hoe los je het probleem op?
Volgens Karl Marx (1818-1883) met een revolutie.

Dit moest volgens Karl Marx veranderen:
  • alles moest van iedereen zijn
  • de macht in handen van de arbeiders
  • alle mensen waren gelijkwaardig (bezit en macht)

Mensen die dit in de praktijk willen brengen volgen het communisme
§1.2 Werken en wonen

Slide 9 - Slide

De sociaaldemocraten wilden het probleem oplossen via wetgeving:
  • rijke mensen gaan meer belasting betalen
  • hierdoor kan de overheid voorzieningen betalen waarvan alle mensen in het land konden profiteren. 
§1.2 Werken en wonen

Slide 10 - Slide

Sociaaldemocraten en communisten willen hetzelfde: een samenleving waarin bezit gelijk is verdeeld.
Dit noemen we socialisme

Alleen de manier waarop is verschillend. 
§1.2 Werken en wonen

Slide 11 - Slide

Pieter Jelles Troelstra richtte de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. 
Doel: algemeen kiesrecht 
§1.2 Werken en wonen

Slide 12 - Slide

Pieter Jelles Troelstra richtte de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op. 
Doel: algemeen kiesrecht 

Want:
  • arbeiders konden dan stemmen
  • er zouden dan meer sociaaldemocraten in de Tweede Kamer komen
  • Zij zouden kunnen opkomen voor de belangen van de arbeiders
§1.2 Werken en wonen

Slide 13 - Slide

Armen kregen altijd hulp door liefdadigheid: hulp van de kerk, van vrijwilligers of van familie.

De armoede was nu echter zo groot, dat liefdadigheid alleen dit niet meer op kon lossen.

Veel mensen dachten na over dit probleem: de sociale kwestie.
§1.2 Werken en wonen

Slide 14 - Slide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid
§1.2 Werken en wonen

Slide 15 - Slide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid

  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
    Onder de 12 jaar niet in fabrieken werken
§1.2 Werken en wonen

Slide 16 - Slide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid

  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
    Onder de 12 jaar niet in fabrieken werken

  • Ongevallenwet (1901)
    Recht op uitkering als je door een ongeval in de fabriek niet meer kon werken
§1.2 Werken en wonen

Slide 17 - Slide

Langzaamaan vonden ook de Liberalen dat er wat moest veranderen voor de armen.

Er kwamen sociale wetten:

  • Armenwet (1854)
    Armen krijgen een klein beetje steun van de overheid

  • Kinderwetje van Van Houten (1874)
    Onder de 12 jaar niet in fabrieken werken

  • Ongevallenwet (1901)
    Recht op uitkering als je door een ongeval in de fabriek niet meer kon werken

  • Woningwet (1901)
    Woningen moeten aan bepaalde voorschriften voldoen
    (bijv. ramen, eigen wc).
    Een krot mocht onbewoonbaar verklaard worden
§1.2 Werken en wonen

Slide 18 - Slide

§1.2 Werken en wonen
Belangrijke jaartallen
Belangrijke personen

Slide 19 - Slide

AAN DE SLAG
  • §1.1 opdracht 1 t/m 14
  • §1.2 opdracht 1 t/m 12


Extra instructie:
Maak minimaal 5 vragen bij het onderdeel Onthouden 
Doe hetzelfde voor de Begrijpen vragen: maak ook hier 5 vragen. 
En Maak 2 Toepassen vragen.

Voor 1.2 dezelfde aanpak

Slide 20 - Slide

Wat is 'censuskiesrecht'?
A
Alleen rijke mannen en vrouwen hadden kiesrecht
B
Alleen de koning bepaalde wie mocht stemmen
C
Alleen de adel en kooplieden mochten stemmen
D
Alleen rijke mannen hadden kiesrecht

Slide 21 - Quiz

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent:
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Ministers moeten de regering controleren
C
Ministers zijn verantwoordelijk voor de regering
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 22 - Quiz


Wat betekent onschendbaarheid van de koning?
A
Ministers kunnen niet vervolgd worden
B
Koning is niet verantwoordelijk voor de politiek
C
Koning mag niets zeggen
D
Ministers zijn verantwoordelijk voor de koning

Slide 23 - Quiz

Twee uitspraken:

I: De Eerste Kamer en Tweede Kamer hebben het recht van interpellatie.

II: Alleen de Eerste Kamer heeft het recht van amendement.
A
Alleen uitspraak I is juist
B
Alleen uitspraak II is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 24 - Quiz

1. recht van initiatief
2. recht van amendement
3. recht van budget
4. recht van interpellatie
5. recht van enquete
A
1, 2 en 3 zijn controlerende bevoegdheden
B
4 en 5 zijn wetgevende bevoegdheden
C
1 en 2 zijn wetgevende bevoegdheden
D
2 en 3 zijn wetgevende bevoegdheden

Slide 25 - Quiz

Wat was het doel van de vakbonden?

Slide 26 - Open question

Welke socialisten wilden met een revolutie de macht grijpen?
A
Sociaaldemocraten
B
Communisten

Slide 27 - Quiz

Was Pieter Jelles Troelstra een revolutionair of een sociaaldemocraat?
A
Revolutionair
B
Sociaaldemocraat
C
Beide

Slide 28 - Quiz

Wat past niet bij sociaaldemocratie?
A
verandering via het parlement
B
verbeteren van de leef- en werkomstandigheden van arbeiders
C
verandering via een revolutie
D
verandering via wetgeving

Slide 29 - Quiz

Welke sociale wetten weet je nog?

Slide 30 - Open question

Wanneer was het Revolutiejaar?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848

Slide 31 - Quiz

Opdracht: Welke bestuursvormen waren er ook alweer? 
Maak de juiste combinaties. 
DEMOCRATIE
REPUBLIEK
CONSTITUTIONELE MONARCHIE
DICTATUUR 
Een bestuursvorm waarbij één persoon (of één groep) alle macht in een land heeft. 
Een bestuursvorm waarbij het volk (demos) zijn bestuurders kiest.
 Een bestuursvorm waarbij het staatshoofd (de president) wordt gekozen. 
 Een bestuursvorm waarbij de macht van de koning wordt beschreven in de grondwet. 

Slide 32 - Drag question

De koning laat zich op tv uit over het vluchtelingenbeleid van de regering. Hij vindt daar iets van.... De minister van Binnenlandse Zaken krijgt hierdoor problemen. Waarom?
A
De koning is niet altijd aanwezig in de Tweede Kamer dus de minister beantwoordt de vragen
B
De koning is onschendbaar, hij mag daarom zeggen wat hij wil.
C
De minister is de woordvoerder van de koning.
D
De koning is onschendbaar en de minister is verantwoordelijk voor wat de koning zegt.

Slide 33 - Quiz

Wat vond je het meest interessant in de les?

Slide 34 - Open question

Waarover heb je nog een vraag?

Slide 35 - Open question

Hoe vond je de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll