Hoofdstuk 3, kern

Hoofdstuk 3

De wortels van het Nederlands
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3

De wortels van het Nederlands

Slide 1 - Slide

Belangrijk voor de toets van volgende week:


  • onderwerp van de tekst
  •  hoofd- en bijzaken
  • oorzaak - gevolg

Slide 2 - Slide

Onderwerp
Elke tekst gaat ergens over. Het heeft een bepaald onderwerp.

Het onderwerp kun je vinden door jezelf de vraag te stellen:
"waar gaat de tekst over?"

Het onderwerp omschrijf je in een paar woorden. 




Slide 3 - Slide

Wat zijn hoofd- en bijzaken?

Slide 4 - Slide

Hoofd - en bijzaken
hoofdzaken
bijzaken
- belangrijk
- inleiding en slot
- kernzin (1e zin alinea)
- belangrijk voor maken samenvatting
- minder belangrijk
- voorbeelden, getallen

Slide 6 - Slide

Hoofd- en bijzaken.
Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.

Slide 7 - Quiz

Zijn hoofd of bijzaken belangrijker in een tekst?
A
hoofdzaken belangrijker dan bijzaken
B
bijzaken belangrijker dan hoofdzaken

Slide 8 - Quiz

hoofdzaak
bijzaak
Mijn toets begint woensdag om 8.30u.
Zo leer ik vaak toetsen aan de keukentafel en soms op school.
Nederlands is de basis voor alle andere vakken. 
In de groene tekstdelen staat onder andere uitleg over de hoofd- en bijzaken.
Voor het pw Lezen moet je goed oefenen.
Je kent de leerstof in de groene kaders uit je hoofd.

Slide 9 - Drag question

Hoofdzaak
Bijzaak
Mars, Twix, Snickers, Bounty en M&M's eet ik graag.
Ik ben echt dol op alle soorten chocolade.
Het hoofd van de plaatselijke brandweer heeft meerdere malen gevreesd voor zijn leven.
"Vorige week nog liep ik in een brandend huis, toen er opeens een deel van het plafond naar beneden kwam."

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

signaalwoorden oorzaak-gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor, als gevolg van
C
ten eerste, verder, ook
D
tegenover, daarentegen

Slide 13 - Quiz

Wat is een oorzaak-gevolg?
A
De koeien staan in de wei, maar de paarden nog niet.
B
De spits van Ajax krijgt de bal goed aangespeeld, waardoor hij scoort.
C
Hij staat een acht voor de vakken wiskunde en Engels.
D
De kleuren van de vlag zijn geel en blauw.

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide