- Opsommend verband: er wordt een aantal zaken die bij elkaar horen na elkaar genoemd.
Zorg er ten eerste voor dat je een vast bedrag aan zakgeld krijgt. Spreek verder af hoe vaak je het geld krijgt. Spreek ook af wat je van het geld moet betalen. Signaalwoorden: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, (nog) verder, ten slotte
Of te herkennen aan een dubbele punt(:), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*).
- Tegenstellend verband: geeft aan dat zaken worden genoemd die elkaars tegenovergestelde zijn. Veel jongeren willen graag wat bijverdienen, maar er is dit jaar niet veel werk te vinden.
Signaalwoorden: tegenover, maar, hoewel, echter, toch, daarentegen, aan de ene kant / aan de andere kant.