Kapitel 1 Neue Kontakte

Legenda
  • Theorie

Woordenschat 
Grammatica 
Kapitel 1
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Legenda
  • Theorie

Woordenschat 
Grammatica 
Kapitel 1

Slide 1 - Slide

Ziele für heute
- Aan het einde van de les ken je lernliste van K1. 

- Aan het eind van deze les ken je de persoonlijke voornaamwoorden en de werkwoorden haben en sein. 

Slide 2 - Slide

Schrijf de vraagwoorden die je  kent in het Duits op 



Slide 3 - Mind map

vertaal "het Jaar /de jaren "

Slide 4 - Open question

vertaal "de straat / de straten"

Slide 5 - Open question

vertaal "de naam / de namen"

Slide 6 - Open question

vertaal "de week"

Slide 7 - Open question

vertaal "twaalf"

Slide 8 - Open question

vertaal "al"

Slide 9 - Open question

Wat kan je zeggen als je dat leuk vind?
A
Das gefallt mir
B
Das fallt mir
C
Das gefällt mir
D
Das ist gut

Slide 10 - Quiz

zelfstandige werkwoorden 
Wat is een zelfstandig naamwoord ?
Zelfstandige naamwoorden zijn woorden als huis, boom, vrouw, hout, liefde .
Vaak staat er de, het of een voor. 
Bijvoorbeeld het huis = das Haus
In het Duits worden zelfstandige naamwoorden met een hoofdletter geschreven.
Das Haus, die Mutter, das Geschenk, die Lehrerin

Slide 11 - Slide

Bij een zelfstandig naamwoord hoort een lidwoord: der, die, das

der= mannelijk
die= vrouwelijk
das=onzijdig 

Slide 12 - Slide

Sleep de woorden bij mannelijk, vrouwelijk of onzijdig!
Vrouwelijk
Mannelijk
Onzijdig
Frau 
Name 
Schwester
Tante
 Mädchen
 Bruder 
 Kind
Herbst

Slide 13 - Drag question

          Grammatik: persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Slide

Noem alle Duitse persoonlijke voornaamwoorden die je geleerd hebt

Slide 15 - Open question

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 16 - Drag question

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 17 - Drag question

Hast (jij) ........Schwester

Slide 18 - Open question

Wann habt (jullie) ................Ferien?

Slide 19 - Open question

(hij) ............wohnt in Hamburg

Slide 20 - Open question

kommen (u) ......... heute mit?

Slide 21 - Open question

(zij) ...........ist meine Freundin.

Slide 22 - Open question

Du (hebt)…….Ferien, ich noch nicht.
A
hat
B
hast
C
habe
D
haben

Slide 23 - Quiz

Herr Meier (heeft) ...…... Sie gegessen.
A
haben
B
habe
C
hat
D
hast

Slide 24 - Quiz

Marion und Tim (zijn)…………nach Hause gegangen.
A
sein
B
ist
C
sind
D
bist

Slide 25 - Quiz

Du (bent) .......lieb

A
bist
B
ist
C
sind

Slide 26 - Quiz

Wir (hebben) .........geschwommen

Slide 27 - Open question

Ihr (zijn) ............nach Hause gelaufen.

Slide 28 - Open question

Wat moet je na deze quiz nog gaan leren?

Slide 29 - Mind map