1.3 BK Weet wat je nodig hebt

1.3 Weet wat je nodig hebt
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.3 Weet wat je nodig hebt

Slide 1 - Slide

Na deze les weet je...
  • hoe je met een percentage een getal kan uitrekenen
  • hoe je in een verhoudingstabel met procenten een getal kunt uitrekenen
  • op welke manieren je in je behoeften kunt voorzien
  • dat mensen verschillende behoeften hebben
  • hoe je behoeften kunt verdelen in basisbehoeften en overige behoeften

Slide 2 - Slide

Alles wat je nodig hebt of graag wilt hebben noem je...
A
Keuzes
B
Behoeften
C
Consumeren
D
Produceren

Slide 3 - Quiz

Economie gaat over keuzes maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Basisbehoeften: 
voeding, kleding, onderdak
Overige behoeften: Alles wat je leven aangenamer maakt

Slide 5 - Slide

Bij economie krijg je vaak te maken met procenten. Je krijgt bijvoorbeeld 35% korting. 

35 noem je het percentage.
1% betekent: één honderdste deel. Dat is 1 ÷ 100.

Als je 35% korting krijgt op een jas van € 50, dan is € 50 gelijk aan 100%.

Slide 6 - Slide

Jouw school heeft 640 leerlingen. Van hen doet 45% vmbo-k.
Hoeveel leerlingen zijn dit?

stap 1 Wat is 100%?
stap 2 Wat is 1%?
stap 3 wat is 45%?

% staat boven in de verhoudingstabel
aantal/bedrag staat onder in de verhoudingstabel

Hoofdregel: 
Wat je boven doet in de verhoudingstabel, doe je ook onder!

Slide 7 - Slide

In jouw wijk wordt een feest georganiseerd. Bij 1.700 woningen is een uitnodiging in de brievenbus gedaan. 24% van de huizen vult in dat ze komen. Uit hoeveel huizen komen er mensen naar het feest?

Reken dit uit op het wisbordje door gebruik te maken van een verhoudingstabel en jouw rekenmachine

Slide 8 - Slide

Maken in stilte
Boek blz. 24 oef. 11 en 12
Daarna blz. 20 -22 oef. 1 - 7
klaar?
Maak blz. 33 oef. 8 en 9

Succes!

Slide 9 - Slide

Heb je dit echt geleerd?
  • Wat voor behoeften je kunt hebben.
  • Waardoor mensen verschillende behoeften hebben
  • Hoe je met procenten een tal kunt berekenen met de hulp van een verhoudingstabel

Slide 10 - Slide

Huiswerk
Boek  blz. 20 -22 oef. 1 - 7 en blz. 24 oef. 11 en 12

Vind je het moeilijk? Wacht niet, maar schrijf je in voor flex eco. We hebben dan alle tijd voor extra uitleg en hulp. Tot dan!
 


Slide 11 - Slide

Behoeften verschillen
  • Hoeveel geld je kunt uitgeven
  • Je leeftijd
  • Je gender
  • Waar je woont
  • Je smaak

Slide 12 - Slide

Een spijkerbroek is een...
A
Basisbehoefte
B
Overige behoefte

Slide 13 - Quiz

Tastbaar of niet?
Goederen
Diensten

Slide 14 - Slide

Goederen 
Verbruiksgoederen
Gebruiksgoederen

Slide 15 - Slide

Voorzien in je behoeften
Iets kopen of laten doen, noem je consumeren.
Maar... je kunt het ook zelf doen, dan heet het zelfvoorziening.


Slide 16 - Slide

Rekenen met procenten
Als we rekenen met procenten gebruiken we een kommagetal als tussenstapje. Dat doe je door de procenten te delen door honderd.

Hoeveel is 65% van 120?
65 : 100 = 0,65
0,65 x 120 = 78

Slide 17 - Slide

Hoeveel procent is alles?
A
10
B
50
C
80
D
100

Slide 18 - Quiz

Opdrachten 1.3 maken
Ga naar bladzijde 22 van je boek
Lees de leerdoelen door en gebruik de uitleg
Geef antwoord op vraag 1 t/m 18 op bladzijde 20 t/m 25

Tijdens het maken van de opdrachten is het 15 minuten stil
Steek je vinger op als je een vraag hebt!
Klaar? Ga dan verder met de herhalings- of plusopdrachten 

Slide 19 - Slide

Wat iemand echt nodig heeft om te leven noem je...
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften

Slide 20 - Quiz

Spullen die je kunt kopen noem je
A
Diensten
B
Goederen

Slide 21 - Quiz

Als je zelf in je behoeften kunt voorzien noem je dat...
A
Consumeren
B
Zelfvoorziening

Slide 22 - Quiz

Vooruitblik
De volgende les gaat over: 1.4 Weet wat je koopt

Huiswerk: opdracht 1 t/m 19 van paragraaf 1.3

Bedankt voor je aandacht!


Slide 23 - Slide