Spelling blok 6 les 3

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen een les gegeven.
Wat is de persoonsvorm?

1. de kinderen
2. heeft
3. Jeroen
4. heeft gegeven

Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen een les gegeven.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. heeft
2. gegeven
3. heeft gegeven
4. een les

Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen een les gegeven.
Wat is het onderwerp?

1. Jeroen
2. de kinderen
3. een les
4. op school

Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen een les gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?

1. een les
2. op school
3. de kinderen
4. vanmorgen

Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen een les gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?

1. Jeroen
2. de school
3. een les
4. de kinderen

Zij heeft mij een cadeau gegeven.
Wat is de persoonsvorm?

Zij heeft mij een cadeau gegeven.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Zij heeft mij een cadeau gegeven.
Wat is het onderwerp?

Zij heeft mij een cadeau gegeven.
Wat is het lijdend voorwerp?

Zij heeft mij een cadeau gegeven.
Wat is het meewerkend voorwerp?