Staal Spelling 6.1.3

Staal Spelling 6.1.3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 8

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Staal Spelling 6.1.3

Slide 1 - Slide

Woordsoorten herkennen
Lidwoord, Zelfstandig naamwoord, (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord, hulp werkwoord, voltooid deelwoord, voorzetsel, voegwoord, telwoord, rangtelwoord, persoonlijk voornaamwoord, bezittelijk voornaamwoord

Slide 2 - Slide

Welke woordsoorten
ken ik al?

Slide 3 - Mind map

Wat is het hulpwerkwoord?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.

Slide 4 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.

Slide 5 - Open question

Noem de voorzetsels.
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.

Slide 6 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord?
Jeroen vraagt: 'Mandy, weet jij wat de officiële taal van Nieuw-Zeeland is?'

Slide 7 - Open question

Noem het voorzetsel.
Jeroen vraagt: 'Mandy, weet jij wat de officiële taal van Nieuw-Zeeland is?'

Slide 8 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
Jeroen vraagt: 'Mandy, weet jij wat de officiële taal van Nieuw-Zeeland is?'

Slide 9 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
'Dat is de Engelse taal,' zegt Mandy.

Slide 10 - Open question

Wat is het rangtelwoord?
'Engels is ook de eerste taal van Australië, Ierland en Groot-Brittannië,' zegt Jeroen.

Slide 11 - Open question

Noem het voegwoord
'Engels is ook de eerste taal van Australië, Ierland en Groot-Brittannië,' zegt Jeroen.

Slide 12 - Open question

Welke zinsdelen
ken ik?

Slide 13 - Mind map

Wat is de persoonsvorm?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
Jeroen
B
heeft
C
Nieuw-Zeeland
D
gegeven

Slide 14 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
heeft
B
een les
C
gegeven
D
heeft gegeven

Slide 15 - Quiz

Welk zinsdeel is Jeroen?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
lijdend voorwerp
B
bepaling van tijd
C
persoonlijk voornaamwoord
D
onderwerp

Slide 16 - Quiz

Noem het lijdend voorwerp:
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
vanmorgen
B
Jeroen
C
een les over Nieuw-Zeeland
D
de kinderen in onze klas

Slide 17 - Quiz

Noem het meewerkend voorwerp:
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
een les over Nieuw-Zeeland
B
de kinderen in onze klas
C
Jeroen
D
de kinderen

Slide 18 - Quiz

Wat is de bepaling van tijd?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
vanmorgen
B
de kinderen in onze klas
C
een les over Nieuw-Zeeland
D
heeft gegeven

Slide 19 - Quiz

Wat is de bepaling van plaats?
Jeroen heeft vanmorgen op school de kinderen in onze klas een les over Nieuw-Zeeland gegeven.
A
Jeroen
B
de kinderen in onze klas
C
een les over Nieuw-Zeeland
D
op school

Slide 20 - Quiz

Sluit de laptop af en pak je dicteeschrift.

Slide 21 - Slide