formuleren 4

Opdracht 6
blz 233
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opdracht 6
blz 233

Slide 1 - Slide

waar of waar + voorzetsel verwijst naar dingen
wie of voorzetsel+ wie verwijst naar mensen

Slide 2 - Slide

1.
timer
0:30

Slide 3 - Open question

2.
timer
0:30

Slide 4 - Open question

3.
timer
0:30

Slide 5 - Open question

4.
timer
0:30

Slide 6 - Open question

5.
timer
0:30

Slide 7 - Open question

6.
timer
0:30

Slide 8 - Open question

7.
timer
0:30

Slide 9 - Open question

Opdracht 7
blz 233

Slide 10 - Slide

1. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 11 - Open question

1 Deze coalitie doet de komende jaren haar grootste investering in onderwijs, zodat ieder kind weer extra kansen krijgt.

Slide 12 - Slide

2. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 13 - Open question

2 Op deze beelden is Angela Merkel nog een jonge vrouw, van wie je niet meteen verwacht dat ze zo veel politieke invloed zou krijgen.

Slide 14 - Slide

3. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 15 - Open question

3 Het tweede explosief vond de New Yorkse politie een paar straten verderop en ze maakte dat uit voorzorg meteen onschadelijk

Slide 16 - Slide

4. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 17 - Open question

4 Volgende week moeten de Argentijnen aantreden tegen Brazilië en het is voor hen te hopen dat Messi dan weer fit is.

Slide 18 - Slide

5. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 19 - Open question

5 Het epicentrum van de beving lag zo’n 200 kilometer onder Mexico-Stad, met zijn miljoenen inwoners.

Slide 20 - Slide

6. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 21 - Open question

6 Een tatoeage zetten doet pijn. Natuurlijk maakt het verschil waar je hem/die laat zetten, maar pijnloos is het nergens.

Slide 22 - Slide

7. welk woord is fout?
timer
0:20

Slide 23 - Open question

7 De hele oudejaarsavond draait tegenwoordig om dat verschrikkelijke vuurwerk dat om 12 uur de lucht in moet.

Slide 24 - Slide

onduidelijk verwijzen
er wordt verwezen naar iets dat niet in de tekst staat of het verwijswoord kan naar meer dan één antecedent verwijzen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Incongruentie
blz 235

Slide 27 - Slide

Incongruentie
congruentie: persoonsvorm komt in getal en persoon overeen met het onderwerp
incongruentie: - een meervoudig onderwerp krijgt een enkelvoudige persoonsvorm
- een enkelvoudig onderwerp krijgt een meervoudig onderwerp
- een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Dat/als-constructie
blz 235

Slide 30 - Slide

Dat/als-constructie
Na 'dat' komt nooit een vorm van als!
De bijzin die met als/wanneer begint, zet je achteraan.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Huiswerk
Maken de opdrachten die in de planning van je digitale boek staan :
Opdrachten incongruentie, opdrachten dat/als.
Opdracht 1t/m3  van incongruentie en opdracht 1 van dat/als staan ook in je boek: blz 236-237

Slide 33 - Slide