Die-dat deze-dit

Wanneer die of dat?
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wanneer die of dat?

Slide 1 - Slide

Een woord met die en een woord met dat ervoor:

Slide 2 - Open question

Die gebruik je bij...
- Bij de-woorden
- De auto - die auto
- De hond - die hond

Slide 3 - Slide

Dat gebruik je bij...
- Het-woorden
- Het autootje - dat autootje
- Het raam - dat raam

Slide 4 - Slide

Dit of deze
- Deze bij de-woorden
- Dit bij het-woorden

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

meisje
A
deze
B
die
C
dat
D
dit

Slide 7 - Quiz

voeg woorden toe

Slide 8 - Mind map

Wanneer gebruik je wat?
Bij een overtreffende trap:
- Dat is het mooiste wat ik ooit heb gezien.


Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je wat?
Bij een overtreffende trap:
- Dat is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
Als je terugwijst naar een hele zin:
- Ik ben mijn bagage verloren, wat ik erg vervelend vind.


Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je wat?
Bij een overtreffende trap:
- Dat is het mooiste wat ik ooit heb gezien.
Als je terugwijst naar een hele zin:
- Ik ben mijn bagage verloren, wat ik erg vervelend vind.
Onbepaalde dingen
- Alles, niets, iets
- Alles wat ik net verteld heb, komt terug op de toets

Slide 11 - Slide

Nog twee verwijzingen
Dingen:
Waarmee
- De auto, waarmee ik tegen een boom gereden ben, staat nu bij de garage.

Slide 12 - Slide

Nog twee verwijzingen
Dingen:
Waarmee
- De auto, waarmee ik tegen een boom gereden ben, staat nu bij de garage.
Personen:
Met wie
- Anne, met wie ik op vakantie geweest ben, is ook haar bagage kwijt

Slide 13 - Slide

Dit is het moeilijkste ... ik ooit gedaan heb.
A
Dat
B
Die
C
Wat

Slide 14 - Quiz

De trein heeft vertraging, ... voor grote problemen zorgt.
A
Dat
B
Die
C
Wat

Slide 15 - Quiz

Ik heb gezien dat ... tas daar gestolen werd.
A
Die
B
Deze
C
Dit
D
Dat

Slide 16 - Quiz

Niks ... ik gezien heb, is nuttig voor mijn verlag.
A
Dat
B
Die
C
Wat

Slide 17 - Quiz

Alle deuren ... openstaan, moeten dicht.
A
Dat
B
Die
C
Wat

Slide 18 - Quiz