Hoofdstuk 10. Bewijs

Hoofdstuk 10. Bewijs
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 10. Bewijs

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 10. Bewijs (art 149 ev Rv)
Deze regeling is in principe geschreven voor dagvaardingsprocedures. Maar art. 284 Rv verklaart het bewijsrecht ook van toepassing op verzoekschriftprocedures. 

In kort geding geldt het wettelijk bewijsrecht niet. De voorzieningenrechter van de rechtbank en de kantonrechter zijn in kort geding vrij om de wettelijke regels toe te passen of daarvan af te wijken.

Slide 2 - Slide

Uitgangspunten 
Rechter is lijdelijk

Voor het bewijs geldt dat de rechter alleen die feiten en rechten bij zijn beslissing mag betrekken die in het geding zijn aangevoerd. De rechter gaat niet actief op zoek naar de feiten, maar laat zich door de partijen leiden. Het vinden van bewijs voor die feiten is eveneens een zaak van de partijen zelf en niet van de rechter. Feiten die niet door een van de partijen worden betwist, moet de rechter als vaststaand aannemen (zie art. 149 Rv).

Slide 3 - Slide

Uitgangspunten 
Wie stelt bewijst (art. 150 Rv)

Geen bewijs is nodig voor:
  • feiten van algemene bekendheid
  • ervaringsregels 
  • feiten die niet door de wederpartij worden weersproken.

Al het andere dat wordt aangevoerd, moet met bewijs worden aangetoond.

Slide 4 - Slide

Uitgangspunten 
Verdeling van de bewijslast door de rechter
Gebeurt in een tussenvonnis.

Voorbeeld van wettelijke regeling die de bewijslast omkeert:  Risicoaansprakelijkheid 

Slide 5 - Slide

Uitgangspunten 
Rechter waardeert het bewijs 
Bijvoorbeeld een kwitantie bij contante betaling. Rechter oordeelt of dit voldoende bewijs is. 
Sommige bewijsmiddelen gelden echter als dwingend bewijs. Deze moet de rechter voor waar aannemen. Bijvoorbeeld een akte (schriftelijk, gedateerde en ondertekend stuk)

Wederpartij mag tegenbewijs leveren
Ook tegen dwingend bewijs is tegenbewijs mogelijk

Slide 6 - Slide

Uitgangspunten 

Slide 7 - Slide

Bewijsmiddelen
De belangrijkste vier bewijsmiddelen worden in de wet besproken:
  1. schriftelijk bewijs 
  2. bewijs door getuigen
  3. bewijs door deskundigen
  4. bewijs door rechterlijke plaatsopneming (descente)

Het uitgangspunt is een open systeem van bewijsmiddelen!

Slide 8 - Slide

Schriftelijk bewijs
Akten ( schriftelijke stukken die opgemaakt zijn om als bewijs te dienen en die zijn ondertekend ) 

  • Authentieke akten (in een vereiste vorm opgemaakt door een bevoegd ambtenaar - deurwaardersexploot, overlijdensakte, notariële akte) 
  • Onderhandse akten

Akten leveren dwingend bewijs op. Voor alle andere geschriften geldt dat de rechter vrij is in het waarderen van het bewijs. 

Slide 9 - Slide

Schriftelijk bewijs

Slide 10 - Slide

Getuigen 
  • Art. 163 Rv beperkt getuigenbewijs tot verklaringen over feiten uit die zij uit eigen waarnemingen kennen
  • Ook conclusies uit deze feiten zijn toegestaan.
  • Auditu- verklaringen zijn ook toegestaan ( de buurvrouw vertelde me dat ze een knal hoorde) 
  • Getuigen zijn verplicht te verschijnen (getuigplicht dient het algemeen belang) 

Slide 11 - Slide

Getuigen 
Oproepen van getuigen
  • Nadat de rechter in een tussenvonnis het getuigenverhoor heeft gelast
  • Door een aangetekende brief of door een dagvaarding 
  • Bij niet verschijnen kan de rechter bevelen dat de getuige ‘door de openbare macht’ voor hem wordt gebracht (art. 172 Rv)
  • Getuige ook verplicht een verklaring af te leggen en antwoord te geven op vragen die hem gesteld worden. Doet hij dit niet, dan is hij strafbaar
  • Getuige wordt beëdigd 
  • Van het verhoor van de getuige wordt door de griffier proces-verbaal opgemaakt


Slide 12 - Slide

Getuigen 
Verschoningsrecht 
  • Het recht om als opgeroepen getuige te zwijgen 
  • Geldt voor :  familieleden, zoals de (ex-)echtgenoot of de (ex-)geregistreerde partner en naaste bloed- en aanverwanten, en voor functionarissen met een beroepsgeheim
  • Een algemeen verschoningsrecht geldt voor iedere getuige die door vragen te beantwoorden zichzelf of een direct familielid blootstelt aan strafvervolging vanwege verdenking van een misdrijf


Slide 13 - Slide

Voorbeelden van personen met mogelijk verschoningsrecht 

Advocaten: Advocaten hebben vaak verschoningsrecht met betrekking tot communicatie met hun cliënten. Dit betekent dat ze niet kunnen worden gedwongen om vertrouwelijke communicatie tussen hen en hun cliënten bekend te maken in een juridische procedure.
Notarissen: Notarissen kunnen ook verschoningsrecht hebben met betrekking tot informatie die hen in hun hoedanigheid van notaris wordt toevertrouwd door hun cliënten. Dit omvat bijvoorbeeld informatie over testamenten, akten en andere juridische documenten.
Medici: Medici kunnen in sommige gevallen verschoningsrecht hebben met betrekking tot medische informatie die hen wordt verstrekt door patiënten tijdens een medisch consult. Dit kan betrekking hebben op informatie over de gezondheidstoestand van de patiënt en medische behandelingen.






Slide 14 - Slide

Voorbeelden van personen met mogelijk verschoningsrecht 
Geestelijken: Geestelijken kunnen verschoningsrecht hebben met betrekking tot vertrouwelijke communicatie die plaatsvindt tijdens religieuze biecht of counseling. Dit betekent dat ze niet kunnen worden gedwongen om vertrouwelijke communicatie die plaatsvindt tijdens religieuze rituelen bekend te maken.
Journalisten: Journalisten kunnen verschoningsrecht hebben met betrekking tot de identiteit van hun bronnen of vertrouwelijke informatie die hen wordt verstrekt tijdens de uitoefening van hun journalistieke werkzaamheden.

Het verschoningsrecht is echter niet absoluut en kan in sommige gevallen worden beperkt of opgeheven door de rechterlijke macht of andere autoriteiten. 

Slide 15 - Slide

Getuigen 
Procespartij als getuige (art. 164 Rv)
  • Verklaring van een partijgetuige kan alleen als aanvulling op ander bewijs dienen.
  • Deze verklaring kan niet de enige basis zijn op grond waarvan de partijgetuige zijn zaak wint
  • Ook de wederpartij kan de partijgetuige oproepen. In dat geval is de partijgetuige wel verplicht te verschijnen, maar als hij weigert een verklaring af te leggen, is hij niet strafbaar en kan hij ook niet worden gegijzeld.

Tegenbewijs
Na het getuigenverhoor heeft de wederpartij het recht om tegenbewijs te leveren door middel van andere getuigen. Dit wordt wel een contra-enquête genoemd (zie art. 168 Rv).


Slide 16 - Slide

Deskundigen (art. 195 Rv)
  • Wanneer specialistische kennis van belang is 
  •  Rechterverslag (deskundigenbericht) en/of oproepen voor een zitting 
  • Als een deskundige zijn benoeming aanvaardt, is hij verplicht zijn opdracht onpartijdig en zo goed mogelijk te vervullen, zo stelt art. 198 Rv.
  • Niet alleen feiten maar ook een oordeel over de feiten. 
  • De rechter is vrij in de waardering van de informatie die een deskundige geeft.


Slide 17 - Slide

Bewijs in de procedure
  • Het verdelen van de bewijslast gebeurt door de rechter. 

Daarbij hanteert hij als uitgangspunt dat de partij die een bepaalde stelling betrekt, deze moet bewijzen!

  • Als een partij beschikt over schriftelijk bewijs, wordt dit bewijs als productie toegevoegd aan de dagvaarding of aan de conclusie van antwoord. 
  • Als dit niet mogelijk is, wordt het schriftelijk bewijs in een afzonderlijke akte op een roldatum ingediend.



Slide 18 - Slide

Bewijs in de procedure
  • Voor de andere bewijsmiddelen is een rechterlijk vonnis nodig.
  • Beschikt een procespartij over dit type bewijs, dan wordt er in de conclusie een bewijsaanbod gedaan.
  • Getuigenverhoor mag alleen geweigerd worden als de feiten waarover zal worden getuigd, niet worden betwist, of als deze feiten niet van betekenis zijn voor de rechtszaak.
  • Als een partij een bewijsaanbod doet door middel van een deskundigenbericht of een plaatsopneming, heeft de rechter meer vrijheid om al dan niet op het aanbod in te gaan.

Slide 19 - Slide