Spelling: persoonsvorm en leestekens

Doelen: 
1. Je kunt de PV in samengestelde zinnen spellen.
2. Je kunt leestekens correct gebruiken. 

TOETS: 2 november






Nodig
- boek A van Talent / laptop
- weekplanner (mapje)
- pen

Verloop van de les
  • Startopdracht & uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Eindopdracht (quiz)
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Doelen: 
1. Je kunt de PV in samengestelde zinnen spellen.
2. Je kunt leestekens correct gebruiken. 

TOETS: 2 november






Nodig
- boek A van Talent / laptop
- weekplanner (mapje)
- pen

Verloop van de les
  • Startopdracht & uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Eindopdracht (quiz)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat is niet goed gespeld?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

Goed of fout?
Het is de tegenwoordige tijd.
Fout is natuurlijk: steund. Dit moet zijn: steunt.
(Het hele werkwoord: steunen. De stam: steun)
Bron: Taalfouten spotten.

Slide 6 - Slide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)
MAKEN
H1.8 Spelling: opdracht 2, 3, 4, 5     (15 min)
check-in (opdracht samen)               (5 min)
H1.8 Spelling: opdracht 6, 7, 8           (10 min)
Afronding: quiz                                         (5 min)
 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

SAMEN
Ga naar www.taalvoutjes.nl en kies daar
 1 werkwoordspellingfout en
 1 leestekenfout. 
Leg uit wat er fout is en hoe je het verbetert.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Hij heeft haar (beschermen)
A
Beschermd
B
Beschermt

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Ik heb (schaatsen).

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions