Nederlands

Wat gaan we vandaag gaan doen?
-we herhalen de tekstdoelen informeren, overtuigen, activeren en amuseren.
-we herhalen de verwijswoorden (wat is dat ook alweer?)

-wat leren we?
-we leren de tekstdelen, inleiding, kern en slot herkennen
- de signaalwoorden die een voorbeeld aangeven, herkennen

1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wat gaan we vandaag gaan doen?
-we herhalen de tekstdoelen informeren, overtuigen, activeren en amuseren.
-we herhalen de verwijswoorden (wat is dat ook alweer?)

-wat leren we?
-we leren de tekstdelen, inleiding, kern en slot herkennen
- de signaalwoorden die een voorbeeld aangeven, herkennen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

maar wat was nu ook alweer een deelonderwerp?
Naast het onderwerp zijn er ook nog deelonderwerpen. Het deelonderwerp is een deel van een tekst. 
 Een tekst over school gaat bijvoorbeeld vaak ook over leraren, schoolvakken en de plaats waarin de school gaat. Een deelonderwerp heeft dus wel iets met het onderwerp te maken.


Om een deelonderwerp te vinden in de tekst begin je met het onderwerp. Zodra je weet wat het onderwerp is lees je de tussenkopjes en de alinea indeling. Lees van elke alinea de eerste zin, zodat je weet waar elke alinea over gaat. Als een alinea over een nieuwe kant van het onderwerp gaat, heb je een nieuw deelonderwerp gevonden.

Slide 3 - Slide

wat heeft de Donald Duck voor een tekstdoel?
A
het informeert
B
het amuseert
C
het overtuigt
D
het activeert

Slide 4 - Quiz

wat zijn signaalwoorden ook alweer?
Signaalwoorden zijn woorden zoals bijvoorbeeld want, omdat, maar, bijvoorbeeld, dus en tot slot. Ze geven een signaal aan de lezer: 'Let op, er komt nu een nieuw onderwerp' bijvoorbeeld. Of een argument, een gevolg, een vergelijking, een voorbeeld, enzovoort. Signaalwoorden worden ook wel verbindingswoorden genoemd.

Slide 5 - Slide

we maken opdracht 1 tot en met 5 in ons werkboek,  vanaf blz 108.

Slide 6 - Slide

Opbouw van een tekst
hoe zit nu precies een opbouw van een tekst in elkaar?

Een tekst heeft vaak een inleiding, een kern en een slot.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

-een inleiding is kort en trekt de aandacht van de lezer. Ook vind je er vaak informatie over het onderwerp van de tekst.
-de kern of middenstuk is het langste deel van de tekst en behandelt het onderwerp. In de kern lees je vaak over deelonderwerpen
-het slot bevat meestal een samenvatting of een conclusie. Het bevat geen nieuwe informatie.

Slide 9 - Slide

we maken opdracht 7 tot en met 9 in ons werkboek, vanaf blz 112.

Slide 10 - Slide

maar hoe kom ik nu erachter wat een verwijswoord is?!
stel dan een vraag die begint met wie, wat, waar en welke. 

een voorbeeld;
-Saskia geniet van de warme zomerdagen. Ze gaat lekker zwemmen en eet heerlijke ijsjes.
Het woord ‘Ze’ is een verwijswoord, want het verwijst naar Saskia. Het is dezelfde persoon.

Slide 11 - Slide

we maken opdracht 10 tot en met 25 zelfstandig, vanaf blz 114.

Slide 12 - Slide

tot slot;
kijk het volgende filmpje goed. Wat voor tekstdoel heeft dit filmpje?

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video