Taal

Taal



Blok 2 les 7 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Taal



Blok 2 les 7 

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Na deze les weet je wat een vragend voornaamwoord is

Slide 2 - Slide

Lees de tekst en kijk goed naar de groene woorden
a) Ze vragen naar een persoon, dier, ding of begrip
b) Ze vragen op welke plaats, op welk tijdstip, om welke reden of op welke manier iets gebeurt. 
Fleur:   Met een zeilboot voeren we de Waddenzee op. Daar wachtten we tot het eb werd. Dan komen de zandbanken droog te
               liggen en kun je eroverheen lopen. We maakten een avondwandeling over het wad. En we bleven slapen in de boot!
Julian: Wat voor boot was het?
Fleur:   We gingen met een tjalk. Dat is een zeilboot voor ongeveer twintig mensen.
Boris:   Wie gingen er allemaal mee?
Fleur:   Er waren drie gezinnen aan boord. En een schipper en een matroos natuurlijk. O ja, en de gids. Die vertelde ons alles over
               de dieren die we zagen.
Julian: Welke dieren heb je gezien dan?
Fleur:   Tijdens het wadlopen zagen we strandkrabben en slijkgarnalen. En allerlei soorten rare wormen.
Boris:   Wat was het leukste dier dat je tegenkwam?
Fleur:   Daar hoef ik niet lang over na te denken. Op een zandbank zagen we een paar zeehonden. Zo bijzonder om die van
               dichtbij te zien!

Slide 3 - Slide

De groene woorden (wat voor, wie, welke en wat) vragen
A
Naar een persoon, dier, ding of begrip
B
Op welke plaats, op welk tijdstip, om welke reden of welke manier iets gebeurt.

Slide 4 - Quiz

Wat zijn voornaamwoorden
Woorden die verwijzen naar personen, dieren of zaken zonder ze te benoemen

Slide 5 - Slide

timer
2:00
Ding
Plaats
Manier waarop
Dier
Persoon
Tijdstip
Reden
Wat kun je er allemaal doen?
Wie mogen er wadlopen?
Welke dieren leven op het wad?
Waar vertrekt de zeilboot?
Hoe kun je er de weg vinden?
Waarom komen de zandbanken droog te liggen?
Wanneer kun je over de wadden lopen?

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Video

Klik de zinnen met een vragend voornaamwoord aan
A
Wat heb je gezien?
B
Hoe weet je dat?
C
Wanneer kom je?
D
Wie heeft het gedaan?

Slide 8 - Quiz

Vul vragende voornaamwoorden in.
Kies uit: Wie - Welke - Wat voor - Wat

Slide 9 - Slide

1) ... heeft er naar de weerberichten gekeken?

Slide 10 - Open question

2) ... weer wordt het morgen?

Slide 11 - Open question

3) ... temperaturen kunnen we verwachten?

Slide 12 - Open question

4) ... zijn de verwachtingen voor overmorgen?

Slide 13 - Open question

Andere voorkomende voornaamwoorden:
- Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij
   naam te noemen (ik, je, jij, wij)
- Bezittelijk voornaamwoord: geeft een bezit aan en staat vaak voor een zelfstandig naamwoord
   (je, jouw, uw, mijn)
- Aanwijzend voornaamwoord: wijst (bijna)  letterlijk iets of iemand aan (die, dat, deze, dit)
- Vragend voornaamwoord: Woorden die verwijzen naar personen, dieren of zaken zonder ze te
    benoemen (wie, wat, welk(e) en wat voor)

Slide 14 - Slide


Wij hebben zijn hond gezien.
A
Vragend voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord & Persoonlijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord & bezittelijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord & vragend voornaamwoord

Slide 15 - Quiz


Die jongen is mijn vriend
A
Aanwijzend voornaamwoord & Bezittelijk voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord & persoonlijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord & vragend voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord

Slide 16 - Quiz


Wij gaan met onze vrienden op vakantie.
A
Vragend voornaamwoord & persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord & Aanwijzend voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord & vragend voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord & bezittelijk voornaamwoord

Slide 17 - Quiz


Wie heeft jou dat verteld?
A
Vragend voornaamwoord & bezittelijk voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord & bezittelijk voornaamwoord
C
Vragend voornaamwoord & persoonlijk voornaamwoord
D
Bezittelijk voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord

Slide 18 - Quiz


Wat is de uitkomst van deze som?
A
Persoonlijk voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord
B
Vragend voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord & vragend voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord & bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Quiz


Welke speler heeft dit doelpunt gemaakt?
A
Bezittelijk voornaamwoord & vragend voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord
C
Aanwijzend voornaamwoord & persoonlijk voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord & aanwijzend voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Wat heb je geleerd/ Waar ben je mee bezig geweest?

Slide 21 - Mind map

Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll