Sterke/zwakke ww + samengestelde woorden

Sterke en zwakke werkwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Uitleg sterke en zwakke werkwoorden
  • Oefenen sterke en zwakke werkwoorden
  • Uitleg samengestelde werkwoorden
  • Oefenen samengestelde werkwoorden

Slide 2 - Slide

Sterke werkwoorden
Een sterk werkwoord is zo sterk dat hij van klank verandert in de verleden tijd. 

Vandaag loop naar school. 
Gister liep naar school. 

Wij snijden - wij sneden

Slide 3 - Slide

zwakke werkwoorden
Een zwak werkwoord kan zich niet veranderen van klank. Hier is hij veel te zwak voor. In de verleden tijd komt er -de(n) of -te(n) achter de ik-vorm. 

Ik blus - wij blusten
Ik poets - wij poetsten

Slide 4 - Slide

Samenvatting
Een werkwoord kan sterk of zwak zijn. Dit heeft te maken met de werkwoordsvorm in de verleden tijd

Bij een sterk werkwoord verandert de klank in de verleden tijd. 

Bij een zwak werkwoord komt er in de verleden tijd -de(n) of -te(n) achter de ik-vorm. 

Slide 5 - Slide

Wij zoeken onze hond.


A
Sterk
B
Zwak

Slide 6 - Quiz

Tekent zij altijd zo mooi?
A
Sterk
B
Zwak

Slide 7 - Quiz

Jacco draagt een zware rugzak.
A
Sterk
B
Zwak

Slide 8 - Quiz

Vangen jullie die vis met een hengel?
A
Sterk
B
Zwak

Slide 9 - Quiz

In de kantine halen we een broodje.
A
Sterk
B
Zwak

Slide 10 - Quiz

In welke zin staat een sterk werkwoord?
A
Ik was de radijsjes.
B
Zij verkoopt groente op de markt.
C
Hij betaalt de appels contant.

Slide 11 - Quiz

In welke zin staat een sterk werkwoord?
A
Wij maken een puzzel.
B
Bouwen jullie een hoge toren?
C
Mark wint het kaartspel door geluk.

Slide 12 - Quiz

Samengesteld werkwoord
Een samengesteld werkwoord bestaat uit twee delen. 

ondernemen = onder + nemen
voorlezen = voor + lezen

Slide 13 - Slide

Scheidbaar samengesteld ww
Een scheidbaar samengesteld werkwoord kun je in de zin splitsen in een werkwoorddeel en een ander deel. 

De dame stapte de bus uit.
stappen is het werkwoorddeel                     uitstappen
uit is het andere deel

Slide 14 - Slide

Onscheidbaar samengesteld ww
Bij een onscheidbaar samengesteld werkwoord blijven de delen bij elkaar. 

Hij stofzuigt bijna elke dag. 
Stofzuigen bestaat uit een werkwoorddeel zuigen en een ander deel stof

Slide 15 - Slide

Samenvatting
Een samengesteld werkwoord bestaat uit twee delen. 

Een scheidbaar samengesteld werkwoord kun je in de zin splitsen in een werkwoorddeel en een ander deel. 

Een onscheidbaar samengesteld werkwoord blijven de delen bij elkaar

Slide 16 - Slide

Melle komt laat aan.
Vul het hele werkwoord in.

Slide 17 - Open question

Yasmina doet de deur voor ons open.
Vul het hele werkwoord in.

Slide 18 - Open question

Wat is een samengesteld werkwoord?
A
stoppen
B
tegenhouden
C
weren
D
drukken

Slide 19 - Quiz

Welke twee werkwoorden zijn scheidbaar?
A
voorlezen
B
overwinteren
C
losmaken
D
glimlachen

Slide 20 - Quiz

Welke werkwoorden zijn onscheidbaar?
A
opnemen
B
kennismaken
C
overleven
D
ondervragen

Slide 21 - Quiz

Wat gebeurt er met een sterk werkwoord in de verleden tijd?
A
Er komt te/ten of de/den achter.
B
Verandert in een voltooid deelwoord.
C
Verandert van klank.
D
Kun je niet in de verleden tijd zetten.

Slide 22 - Quiz

Zingen is een sterk werkwoord
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

In welke zin staat een sterk werkwoord?
A
Wij maken een puzzel.
B
Bouwen jullie een hoge toren?
C
Mark wint het kaartspel door geluk.

Slide 24 - Quiz

Wat gebeurt er bij een sterk werkwoord?
A
Verandert van klank
B
Verandert niet van klank

Slide 25 - Quiz