What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voorzetsels
Voorzetsels
1 / 17
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
17 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels
Slide 1 - Slide
Welke voorzetsels
kennen jullie al?
Slide 2 - Mind map
Theorie en voorbeelden
Een voorzetsels geeft vaak een tijd, plaats reden, of oorzaak aan.
Signaalwoorden
:
Tijd
: gedurende, onder, tijdens, in, op (jaartal)
Plaats
: bij, in, op, naast, te, tussen, voor (plek)
Reden
/
oorzaak
: vanwege, wegens, om, door (oorzaak)
Slide 3 - Slide
Trucje
Voorzetsels kun je meestal plaatsen voor:
........ de kooi (
in
de kooi,
op
de kooi,
boven
de kooi...)
......... het feest (
tijdens
het feest,
ondanks
het feest,
door
het feest)
Slide 4 - Slide
Voorbeeld: tijd
- In 1889 werd kleine Jan geboren.
De tijd is '1889'
dus
op
is het voorzetsel.
Dit is een tijdsaanduiding.
Slide 5 - Slide
Voorbeeld: plaats
- Henk kocht een nieuwe auto en zette hem gelijk in zijn garage.
De plaats is 'zijn garage'
dus
in
is het voorzetsel.
Dit is een plaatsaanduiding.
Slide 6 - Slide
Voorbeeld: reden
- Vanwege zijn griep kon hij niet naar school.
De reden is 'zijn griep'
dus
vanwege
is het voorzetsel.
Dit geeft namelijk een reden aan.
Slide 7 - Slide
Voorbeeld: oorzaak
- Door de harde wind had Rik moeite met naar school fietsen.
De oorzaak is 'de harde wind'
door
is dus het voorzetsel.
Door is een voorzetsel voor een oorzaak.
Slide 8 - Slide
Een voorzetsel is een klein woord.
Het staat
voor
of
achter
een woordgroep
waar het bij hoort.
Hij liep
in
de tuin
Hij liep
de tuin
in
woordgroep
voorzetsel
woordgroep
voorzetsel
Slide 9 - Slide
een plaats
een tijd
een richting
een middel
een doel
tot
na
over
op
bij
in
te
naar
langs
in
met
om
Slide 10 - Slide
Welk voorzetsel past hier het best:
Hij zit op zijn mobiel ... het eten.
A
voor
B
tijdens
C
in
D
boven
Slide 11 - Quiz
... welke verdieping heb jij les?
A
In
B
Naast
C
Boven
D
Op
Slide 12 - Quiz
De fiets staat ... de brommer
A
op
B
naast
C
boven
D
met
Slide 13 - Quiz
De spits ... Ajax lag er gisteren weer uit.
A
op
B
tegen
C
van
D
achter
Slide 14 - Quiz
We gingen met zijn allen naar de bioscoop ... Ede.
A
in
B
op
C
bij
D
vanwege
Slide 15 - Quiz
Doe jij morgen mee ... die sponsorloop
A
tijdens
B
vanwege
C
in
D
met
Slide 16 - Quiz
We gingen met zijn allen ... de bioscoop in Ede.
A
in
B
tijdens
C
bij
D
naar
Slide 17 - Quiz
More lessons like this
Voorzetsels
August 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Nederlands - Voorzetsels
January 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Voorzetsels deel 2
May 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Voorzetsels deel 2
May 2024
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Voorzetsels deel 2
February 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo, vwo
Leerjaar 1
Persoonsvorm & werkwoordelijk gezegde
May 2024
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
3B voorzetsels en verwijswoorden
October 2021
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
herhaling voorzetsel en bijwoord
March 2021
- Lesson with
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2