This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Oefentoetsje Ecologie
Slide 1 - Slide
Producent
Consument
Reducent
Voedingsstoffen maken
Resten afbreken tot mineralen
Voedingsstoffen gebruiken
Slide 2 - Drag question
Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen
Slide 3 - Quiz
Tot welk niveau van de ecologie behoort een bos?
A
Ecosysteem
B
Individu
C
Levensgemeenschap
D
Populatie
Slide 4 - Quiz
Tot welk niveau van de ecologie behoort een hert?
A
individu
B
populatie
C
levensgemeenschap
D
ecosysteem
Slide 5 - Quiz
Horen soortgenoten bij biotische of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 6 - Quiz
Hoort neerslag bij biotisch of abiotische factoren?
A
biotische factoren
B
abiotische factoren
Slide 7 - Quiz
Een soort heeft altijd een verspreidingsgebied waarin het kan leven en voortplanten, afhankelijk van de tolerantie voor abiotische factoren. De marge van een abiotische factor waarbinnen een soort zich kan handhaven (bijv. de temperatuur van 5-15 graden) heet een.
A
Tolerantiegebied
B
Areaal
C
Tolerantiegrens
D
Habitat
Slide 8 - Quiz
In diagram 1 van figuur 1 staat de tolerantie weergegeven van een bepaalde soort voor de concentratie zouten in de omgeving. Er is geen duidelijk optimum-punt te zien, maar een 'tolerantiegebied'. Wat betekent dat?
A
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie goed
B
De soort verdraagt schommelingen in zoutconcentratie slecht
Slide 9 - Quiz
Een populatie die groeit volgens een S-curve wordt gereguleerd door....
A
dichtheidsAFhankelijke factoren
B
dichtheidsONAFhankelijke factoren
Slide 10 - Quiz
Een voedselketen begint altijd met een
A
Consument
B
Reducent
C
Producent
Slide 11 - Quiz
Wat zijn Producenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels
D
Bacteriën
Slide 12 - Quiz
Wat zijn Consumenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels en bacteriën
D
Virussen
Slide 13 - Quiz
Wat zijn Reducenten?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels en bacteriën
D
Virussen
Slide 14 - Quiz
Horen afvaleters bij producenten, consumenten of reducenten?
A
Producenten
B
Consumenten
C
Reducenten
D
Bij allemaal
Slide 15 - Quiz
Wanneer planten en dieren sterven zonder te worden opgegeten, worden de organische stoffen opgenomen door
A
Consumenten
B
Eurocenten
C
Reducenten
D
Producenten
Slide 16 - Quiz
Bij welke curve is een populatie het meest stabiel in aantal en dichtheid?
A
S-curve
B
J-curve
Slide 17 - Quiz
De pijl in een voedselketen/-web betekent.......
A
"heeft gegeten"
B
"gaat eten"
C
"eet"
D
"wordt gegeten door"
Slide 18 - Quiz
Een juiste voedselketen is:
A
konijn-> havik-> vos
B
gras <- konijn <- vos
C
gras -> konijn -> havik -> vos
D
vos -> havik -> konijn ->gras
Slide 19 - Quiz
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 20 - Quiz
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 21 - Quiz
Deze symbiose is...
A
Mutualisme
B
Parasitisme
C
Commensalisme
Slide 22 - Quiz
Neemt de biomassa in elke schakel toe of af?
A
Neemt toe
B
Neemt af
Slide 23 - Quiz
Biomassa gaat niet verloren door:
A
Dissimilatie
B
Assimilatie
C
Afgestorven weefsel
D
Onverteerd voedsel
Slide 24 - Quiz
Dit is een piramide van ...
A
aantallen
B
biomassa
Slide 25 - Quiz
Welke piramide heeft altijd een piramidevorm?
A
Piramide van aantallen
B
Piramide van biomassa
C
Beide piramides
D
Geen van beide piramides
Slide 26 - Quiz
In welk ecosysteem blijft de biomassa gelijk?
A
pioniersecosysteem
B
climaxecosysteem
Slide 27 - Quiz
Grote biodiversiteit
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 28 - Quiz
Veel verschillende soorten organismen
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 29 - Quiz
de eilandtheorie
Slide 30 - Slide
Om welke reden sterven op een groter eiland minder soorten uit?
Slide 31 - Open question
hoe kun je de biodiversiteit in een natuurgebied kunt vergroten.
Slide 32 - Open question
humus
humus
(hoemoes)
Slide 33 - Drag question
humusarme bodem (geen organische stoffen e.d.)
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 34 - Quiz
Waar zijn er meer wisselingen in abiotische factoren?
A
Pioniersecosysteem
B
Climaxecosysteem
Slide 35 - Quiz
Welke schakel bestaat uit heterotrofe organismen?
A
Producenten
B
Consument 2e en 3e orde
C
Alle consumenten
D
Alle producenten en consumenten
Slide 36 - Quiz
In welke schakel vindt fotosynthese (=koolstofassimilatie) plaats?