17-02 Spelling PVTT PVVT VD

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOMiddelbare schoolStudiejaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom bij Nederlands!

Slide 1 - Slide

Programma
  • Eerst even dit.....
  • lezen 10 min
  • herhaling instructie PVTT en PVVT
  • doornemen inf en vd
  • aan de slag! 

Slide 2 - Slide

Als je wilt deelnemen aan de les...
  • Op tijd in het lokaal
  • Telefoon in je tas
  • Niet eten of drinken
  •  Laptop opgeladen bij je
  • Nu Nederlands 2e editie 2F 1-jarige licentie bestellen

Slide 3 - Slide

lezen

Slide 4 - Slide

Herhaling pv tt en pv vt
  • Wat is een persoonsvorm?

Slide 5 - Slide

Herhaling pv tt en pv vt
  • Wat is een persoonsvorm?
 Het werkwoord dat van vorm verandert als je:
- de tijdsproef doet

Slide 6 - Slide

Herhaling pv tt en pv vt
  • Wat is een persoonsvorm?
 Het werkwoord dat van vorm verandert als je:
- de tijdsproef doet
- de getalsproef doet

Slide 7 - Slide

Herhaling pv tt en pv vt
  • Wat is een persoonsvorm?
 Het werkwoord dat van vorm verandert als je:
- de tijdsproef doet
- de getalsproef doet
- een vraagzin maakt, de pv komt dan vooraan.

Slide 8 - Slide

Joris gaat altijd met de fiets naar voetbaltraining.
Wat is de PV?
A
Joris
B
fiets
C
gaat
D
training

Slide 9 - Quiz

Annemiek woont al jaren in Frankrijk.
PV?
A
jaren
B
Frankrijk
C
Annemiek
D
woont

Slide 10 - Quiz

Hebben jullie ook wel eens een blikje bier gekocht?
PV?
A
gekocht
B
hebben
C
jullie
D
bier

Slide 11 - Quiz

Marianne mag elke dag een blikje Red Bull kopen.
A
mag
B
dag
C
blikje
D
kopen

Slide 12 - Quiz

Bert zwemt drie keer in de week.
A
Week (Weken)
B
zwemt (zwemmen)
C
Bert
D
keer (keren)

Slide 13 - Quiz

Joran heeft wel eens een twee voor wiskunde gehaald.
PV?
A
Joran
B
heeft
C
gehaald
D
twee

Slide 14 - Quiz

PV VT
  • Persoonsvorm verleden tijd van zwakke werkwoorden
  • Hoe maak je die ook alweer? 

Slide 15 - Slide

enkelvoud PVTT

ik
enkelvoud PVTT

jij/hij/zij /het
meervoud PVTT

wij, jullie, zij
ik-vorm

(hele ww -en)

woon

verf

antwoord
ik-vorm +t



woont

verft

antwoordt
hele werkwoord
(infinitief)


wonen

verven

antwoorden

Slide 16 - Slide

1. Straks ... je mijn teamgenoten het nieuwe trainingsschema aan.(aanbieden)

Slide 17 - Open question

Het ... al sinds vanochtend zeven uur (sneeuwen).

Slide 18 - Open question

Een goede kok ... zijn eten tijdens het koken (proeven).

Slide 19 - Open question

PV VT
  • ik-vorm +te                                  ik fietste
                        +de                                 jij/hij/zij/het woonde

  • ik-vorm +ten                               wij maakten
                        +den                              wij/julliezij verfden
Wanneer d, wanneer t? Gebruik de letters van het 
                                             sexy fokschaap

Slide 20 - Slide

PV VT
de(n) of te(n)?

Let op 't ex kofschip!

Slide 21 - Slide

Pascal (verplaatsen) de goederen naar de andere kant van het magazijn.

A
verplaatsde
B
verplaatste

Slide 22 - Quiz

De studenten (hoeven) het tentamen niet opnieuw te maken.
A
hoeften
B
hoefden

Slide 23 - Quiz

PV VT
  • De toeschouwers .... naar de voetballers op het veld (schreeuwen).
  • Voor het winkelcentrum .... een jongen een bushokje (bekladden).
  • Uiteindelijk .... de voorzitter dat het voorstel was afgewezen (beslissen).

Slide 24 - Slide

De studenten hoefden het tentamen niet opnieuw te maken.
Wat is het infinitief?
A
studenten
B
tentamen
C
hoefden
D
maken

Slide 25 - Quiz

voltooid deelwoord (vd)
Gaat altijd samen met een PV, 
gevormd door        hebben, zijn of worden.
Let op: -d of -t   
                                      't ex-kofschip.




Slide 26 - Slide

1. Heb jij de schoolregels al eens goed bestudeerd?
Wat is hier het vd?
A
heb
B
schoolregels
C
goed
D
bestudeerd

Slide 27 - Quiz

2. Fietsen die buiten de rekken geplaatst zijn, zullen worden verwijderd.
A
fietsen
B
rekken
C
verwijderd
D
geplaatst

Slide 28 - Quiz

4. Onze hond heeft het bot, dat hij van de slager heeft (krijgen), direct in de tuin naast de grafen van de begraafplaats (graven).

Slide 29 - Open question

Aan de slag!
  • Extra oefenen? Ga naar: www.ikschrijfbeter.nl 
              Aan de slag!
                 oefeningen 23 t/m 28
                 werkwoordspelling
       

Slide 30 - Slide