H4 - TH3 - BS3

Welkom!
start:
lessen-up
boek online 

1 / 37
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
start:
lessen-up
boek online 

Slide 1 - Slide

huiswerk 

Slide 2 - Slide

huiswerk 

Slide 3 - Slide

Vragen vorige les?? 

Slide 4 - Slide

Opdracht BS1
In het filmpje over psychose en cannabis kwam het COMT gen voor. Wanneer je een mutatie in het COMT gen hebt heb je een 4x grotere kans op een psychose bij cannabis gebruik.
  1. Zoek in je binas op wat de RNA sequentie voor het aminozuur Methionine is.
  2. Wat is dan de DNA sequentie voor het methionine aminozuur ?
  3. Stel dat door een puntmutatie het aminozuur methionine is veranderd in het aminozuur valine. Wat is dan het meest waarschijnlijke codon (RNA) voor het aminozuur Valine? 

Slide 5 - Slide

Binas
71G

Slide 6 - Slide

Binas
71GSchermafbeelding 2021-03-11 om 10.25.1
Met = AUG 




of AUA maar alleen in mitochondria

Slide 7 - Slide

Binas
71GSchermafbeelding 2021-03-11 om 10.25.1
Met = AUG 




in DNA is U een T
dus --> ATG

Slide 8 - Slide

Binas
71G
Met = AUG in RNA
            ATG in DNA

welke puntmutatie maakt het valine? 

Slide 9 - Slide

Binas
71G
Met = AUG in RNA
            ATG in DNA

welke punt mutatie maakt het valine? 

Slide 10 - Slide

Thema 3 basisstof 3 Monohybride kruisingen

Slide 11 - Slide

Leerdoelen vandaag
  • Na deze les kan je van een monohybride kruising een kruisingsthema opstellen. 
  • Na deze les kan je de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen bij een monohybride kruising afleiding uit een kruisingsschema of stamboom.

Slide 12 - Slide

Begrippen deze les
kruisingsvraagstuk
monohybride kruising
kruisingsschema 
stamboom
ouders = P
nakomelingen = F#
testkruising 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

toevoegingen 
De letters M en m --> niet handig bij schriftelijk tentamen. 
                                      --> gebruik liever letters zoals: Rr, Tt, Ee, Aa

oudergeneratie --> P --> komt af van Latijn "Parentes" / Engels "Parent"
nakomelingen --> F1 --> F = komt af van Latijn "Filii " = kinderen 
                                                   1  --> geeft generatie aan 
                                                   (F1 = 1e generatie, F2 = 2e generatie 


Slide 15 - Slide

'monohybride kruisingen' 
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingtabel opstellen

  4. Verhouding tussen genotypen noteren
  5. Verhouding tussen fenotypen noteren


Het gen voor vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 16 - Slide

Kruisingstabellen
gameten van ouders langs de assen
in de cellen: mogelijke genotypen bij nakomelingen

Voorbeeld
kans dat bij bevruchting de zaadcel het recessieve allel bevat is 1/2
kans dat bij bevruchting de eicel het recessieve allel bevat is 1/2
De kans dat de zygote dus beide recessieve allelen bevat is 1/2 * 1/2 = 1/4

Slide 17 - Slide

Oefenen!
Lees opgave 23 en bekijk afbeelding 21

beantwoorden via lessen-up

timer
1:30

Slide 18 - Slide

P
F1
H
HH
hh
h
Hh
H
h
hh

Slide 19 - Drag question

  HH           hh
  H               h

Hh              Hh
H     h     H      h

Slide 20 - Slide

H
HH
hh
h
Hh
Hh
H
h

Slide 21 - Drag question

          H            h
H      HH         Hh
h      Hh          hh  

Slide 22 - Slide

Oefenen

  • Lees pagina 141-142 
    (verhoudingen en testkruisingen)
  • Maak opdr. 30

Slide 23 - Slide

opdrachten bespreken
30)  Zaden van een erwtenplant zijn groen of geel. Uit een groen zaad en uit een geel zaad ontkiemen erwtenplanten. Deze erwtenplanten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 204 groene zaden en 187 gele zaden.

A - wat is de verhouding van fenotypen bij de F1? 

B - Welke genotypen hebben de ouderplanten?

C - Kun je uit deze gegevens afleiden welk allel dominant is: dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?





timer
5:00

Slide 24 - Slide

opdrachten bespreken
30)  Zaden van een erwtenplant zijn groen of geel. Uit een groen zaad en uit een geel zaad ontkiemen erwtenplanten. Deze erwtenplanten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 204 groene zaden en 187 gele zaden.

A - wat is de verhouding van fenotypen bij de F1? 

B - Welke genotypen hebben de ouderplanten?

C - Kun je uit deze gegevens afleiden welk allel dominant is: dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?





1:1

Slide 25 - Slide

opdrachten bespreken
30)  Zaden van een erwtenplant zijn groen of geel. Uit een groen zaad en uit een geel zaad ontkiemen erwtenplanten. Deze erwtenplanten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 204 groene zaden en 187 gele zaden.

A - wat is de verhouding van fenotypen bij de F1? 

B - Welke genotypen hebben de ouderplanten?

C - Kun je uit deze gegevens afleiden welk allel dominant is: dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?





1:1
G
g
G
GG
Gg
g
Gg
gg

Slide 26 - Slide

opdrachten bespreken
30)  Zaden van een erwtenplant zijn groen of geel. Uit een groen zaad en uit een geel zaad ontkiemen erwtenplanten. Deze erwtenplanten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 204 groene zaden en 187 gele zaden.

A - wat is de verhouding van fenotypen bij de F1? 

B - Welke genotypen hebben de ouderplanten?

C - Kun je uit deze gegevens afleiden welk allel dominant is: dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?





1:1
g
g
G
Gg
Gg
G
Gg
Gg

Slide 27 - Slide

opdrachten bespreken
30)  Zaden van een erwtenplant zijn groen of geel. Uit een groen zaad en uit een geel zaad ontkiemen erwtenplanten. Deze erwtenplanten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 204 groene zaden en 187 gele zaden.

A - wat is de verhouding van fenotypen bij de F1? 

B - Welke genotypen hebben de ouderplanten?

C - Kun je uit deze gegevens afleiden welk allel dominant is: dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?





1:1
G
g
g
Gg
gg
g
Gg
gg

Slide 28 - Slide

opdrachten bespreken
30)  Zaden van een erwtenplant zijn groen of geel. Uit een groen zaad en uit een geel zaad ontkiemen erwtenplanten. Deze erwtenplanten worden met elkaar gekruist. Er ontstaan 204 groene zaden en 187 gele zaden.

A - wat is de verhouding van fenotypen bij de F1? 

B - Welke genotypen hebben de ouderplanten?

C - Kun je uit deze gegevens afleiden welk allel dominant is: dat voor groene zaden of dat voor gele zaden?
1:1
G
g
g
Gg
gg
g
Gg
gg
nee, maar er is er wel een dominant 

Slide 29 - Slide

Oefenen met stambomen

  • Opdracht 39!! 
  • volgende les gaan we die bespreken


 

Slide 30 - Slide

Extra oefening nodig? 
Monohybride normaal: https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/1Monohybridekruising.htm 
Intermediair: https://biologiepagina.nl/Flashfiles/Ispring/2Intermediair.htm 

Slide 31 - Slide

Leerdoelen vandaag = huiswerk
  • opdracht in classroom = huiswerk!!! 
  • Leg uit wat een monohybride kruising is en stel een kruisingsthema op. 
  • Bereken de kans op een genotype en fenotype van nakomelingen in een monohybride kruising en stamboom.

kijk filmpje bij BS4
https://www.youtube.com/watch?v=pOHLDgQ5e44  

Noteer vragen in document op classroom!!! 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Thema 3 basisstof 4
Geslachtschromosomen

Slide 34 - Slide

Bestudeer dit karyogram.
Welk(e) conclusies kan je trekken?
22 paar normale chromosomen
- autosomen

1 paar geslachtschromosomen
- XX --> meisje/vrouw
- XY --> jongen/man

Slide 35 - Slide

Op het X-chromosoom liggen veel meer genen dan op Y-chromosoom.

Enkele ziekten en afwijkingen die gelinkt zijn aan het X-chromosoom:
- kleurenblindheid
- hemofilie
- spierdystrofie van Duchenne
- deficiëntie
Belangrijk gen op het Y-chromosoom
SRY-gen: regel gen dat andere genen reguleert.
Indien SRY-gen aanwezig: dan ontwikkelt een zoogdier-embryo zich tot mannelijk

Slide 36 - Slide

Omdat er nu verschil zal zijn tussen het AANTAL allelen bij mannen en vrouwen wordt bij X-chromosomale kruisingen een andere notatiewijze gebruikt.

XX voor vrouwen
XY voor mannen

Bij het X-chromosoom wordt vervolgens de allelen in superscript genoteerd. 

Slide 37 - Slide