Hoofdstuk 5

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Een tekst is geschreven met een doel. Welke doelen ken jij nog?

Het doel van een artikel in de krant is:

1. amuseren
2. overtuigen
3. informeren
4. overhalen

Het doel van een stripverhaal is:

1. informeren
2. uitleg geven
3. overhalen
4. amuseren

Het doel van een recept is

1. amuseren
2. informeren
3. instrueren
4. overhalen

Het tekstdoel van reclame is:

1. amuseren
2. informeren
3. overhalen
4. instrueren

Samengestelde woorden

Woorden kunnen soms uit twee delen bestaan. Denk aan winkel+wagen=winkelwaren

 wasmachinefabrikant

achteruitkijkspiegeltje

Maar ook: 

on+aardig= onaardig

draadloos

samengesteld woord

Welk woord is niet samengesteld?

1. perforator
2. boomgrens
3. fietswiel
4. brommerrijbewijs

Welk woord is niet samengesteld?

1. hoopvol
2. herinrichten
3. waardeloos
4. gegeten

Wat betekent het achtervoegsel -loos? (bijvoorbeeld waardeloos)

1. niet
2. met veel
3. zonder
4. opnieuw

Wat betekent het voorvoegsel -her? (bijvoorbeeld in hergebruiken)

1. zonder
2. met veel
3. opnieuw
4. niet

Wat betekent het voorvoegsel inter (bijvoorbeeld intercity)?

1. opnieuw
2. tussen
3. met veel
4. door

Een bijvoeglijk naamwoord

zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

De snelle auto

de kapotte auto

de dure auto

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden:
In het grote bos woonde een boze heks.

1. het en een
2. grote en boze
3. bos en heks
4. woonde en in

Zoek de bijvoeglijke naamwoorden:
De lekkere taart is op de vieze grond gevallen

1. de en de
2. lekkere en vieze
3. taart en grond
4. is en gevallen

Welk woord is geen bijvoeglijk naamwoord?

1. fanatieke
2. speciale
3. wasmachine
4. verschrikkelijke

Welk woord kan geen bijvoeglijk naamwoord zijn

1. lieve
2. vergeten
3. overdreven
4. lawine

Verwijswoorden 

wijzen terug naar een zelfstandig naamwoord dat eerder al genoemd is. 

Joris heeft zijn hond geaaid.

De haai die hem beet, is gevangen. 

Welke verwijswoord in de zin klopt niet:

1. Het huis die daar staat
2. De boom die daar staat
3. De jongen die daar staat
4. Het meisje dat daar staat

In welke zin staat een verkeerd verwijswoord.

1. De vrouw heeft haar huis verkocht
2. De kinderen die daar spelen wonen in die straat.
3. Het jongetje dat daar zit, wil niet meedoen.
4. Mijn broertje is vervelend. Zij heeft mijn appjes gelezen.

Zwakke werkwoorden in de verleden tijd

vorm je altijd door:

- eerst de ik-vorm te zoeken

- achter de ik-vorm komt te(n) of de(n)

Welke verleden tijd is verkeerd geschreven

1. ik werkte
2. ik brandde
3. ik misde
4. ik rende

Welke verleden tijd is verkeerd geschreven

1. wij fietsten
2. wij blafden
3. wij controleerden
4. wij luidden

Welke verleden tijd is verkeerd geschreven?

1. ik droomden
2. jullie droomden
3. wij droomden
4. zij droomden

Welke verleden tijd is verkeerd geschreven?

1. ik verhuisde
2. het paard draafde
3. de jongens visten
4. de hond blafde

Welke verleden tijd is verkeerd geschreven?

1. De jongens voetbalden op het veld.
2. Onze school heette vroeger Groenhorst
3. het vliegtuig landde om 18.00 uur.
4. Gisteren brande ik mijn vinger.