Zinsdelen klas 1

j.j.wintermans@tilburguniversity.edu
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

j.j.wintermans@tilburguniversity.edu

Slide 1 - Slide

Geen leesboek?

Lezen kort verhaal!

+ leg je huiswerk open op tafel (schrift en
leerwerkboek op pagina's 92/93)
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Grammatica: onderwerp, zinsdelen

Slide 5 - Slide

Leerdoelen
Je kan het onderwerp in de zin vinden en de zin in zinsdelen verdelen.

Slide 6 - Slide

Deze les
Uitleg met quizvragen
Vragen maken
Afsluiting en huiswerk

Slide 7 - Slide

Welke vraag stel je om het onderwerp van de zin te vinden?

Slide 8 - Open question

Is 'vervallen' een infinitief, voltooid deelwoord of persoonsvorm?
De speciale voorwaarden zijn volgens de medewerker vervallen.
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm

Slide 9 - Quiz

Is 'afspreken' een persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord?

Wanneer zullen zij weer eens afspreken?

A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord

Slide 10 - Quiz

Is 'heeft' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

De jongen heeft een rondje gelopen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 11 - Quiz

Is 'gelopen' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

De jongen heeft een rondje gelopen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 12 - Quiz

Is 'zijn' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 13 - Quiz

Is 'gaan' een persoonsvorm, voltooid deelwoord of infinitief?

Wij zijn vorige week gaan winkelen.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
geen van deze drie

Slide 14 - Quiz

"Hij zou het hebben willen doen."

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

A
zou
B
zou hebben
C
zou hebben willen
D
zou hebben willen doen

Slide 17 - Quiz

"Ik heb je nog zo gewaarschuwd!"

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ik heb
B
gewaarschuwd
C
heb
D
heb gewaarschuwd

Slide 18 - Quiz

Zindelen
Stukje van de zin met een bepaalde functie: vertelt wie, wanneer, hoe et cetera

Je kan een zinsdeel in zijn geheel voor de persoonsvorm plaatsen.

Voor de persoonsvorm kan altijd maar een zinsdeel.


Slide 19 - Slide

Voorbeeld
Marga gaat vrijdag met haar vrienden naar de bioscoop.

Vrijdag gaat Marga met haar vrienden naar de bioscoop.
Met haar vrienden gaat Marga naar de bioscoop.
Naar de bioscoop gaat Marga met haar vrienden.

Slide 20 - Slide

Video

Slide 21 - Slide

4
4 a 1 Stel de vraag: Wie of wat + gezegde?
  2 Doe de getalproef. Als de persoonsvorm van getal verandert, verandert het onderwerp ook van getal.
 b 1 Rachid
  2 Brugklasleerlingen
  3 het reisgezelschap
 c Eigen antwoord

Slide 22 - Slide

5

1 wwg: bezoeken
  ond: De meeste jongeren
 2 wwg: mogen telefoneren
  ond: de passagiers
 3 wwg: bergen op
  ond: die meisjes
 4 wwg: zullen maken
  ond: Onze vakantievrienden
 5 wwg: halen op
  ond: mijn ouders
 6 wwg: ligt te chillen
  ond: De kat van mijn oma




Slide 23 - Slide

Maken
p. 93-95
In boek: opdr. 6-8


Slide 24 - Slide

Hoe weet je of iets een zinsdeel is? Je kan het dan in zijn geheel voor de ..... plaatsen. Wat moet er op de puntjes?

Slide 25 - Open question