This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefenen stof M1.1
Examen Management-Financieel
Budgetteren en begrotingen
Slide 1 - Slide
Bekend
Nog niet bekend
Kennis van begrippen
Exploitatiebudget
Liquiditeitsbudget
Investeringsbudget
BTW-Budget
Liquiditeitspositie
Solvabiliteit
Rentabiliteit
Slide 2 - Drag question
Een overzicht dat aangeeft wat de organisatie de komende periode mag investeren, is een:
A
Liquiditeitsbudget
B
kostenbudget
C
exploitatiebudget
D
Investeringsbudget
Slide 3 - Quiz
Een overzicht dat inzicht geeft in de ontvangsten en uitgaven in een bepaalde periode, is een:
A
liquiditeitsbudget
B
exploitatiebudget
C
kostenbudget
D
omzetbudget
Slide 4 - Quiz
Het overzicht dat inzicht geeft in of er genoeg geld beschikbaar is voor de geplande activiteiten, is een:
A
exploitatiebudget
B
investeringsbudget
C
kostenbudget
D
liquiditeitsbudget
Slide 5 - Quiz
In welk overzicht staat de omzet die je de komende periode wilt behalen?
A
exploitatiebudget
B
investeringsbudget
C
masterbudget
D
omzetbudget
Slide 6 - Quiz
Het omzetbudget en kostenbudget samen noem je het:
A
masterbudget
B
investeringsbudget
C
exploitatiebudget
D
kostenbudget
Slide 7 - Quiz
LEG IN EIGEN WOORDEN WAT EXPLOITATIEBUDGET BETEKENT. DOE DIT ZO EENVOUDIG MOGELIJK
Slide 8 - Open question
voorafgaand aan het exploitatiebudget
Voordat je het exploitatiebudget opstelt maak je een omzetbegroting. Aan de hand van deze omzet kun je schatten welke kosten je kunt gaan maken om deze omzet te behalen.
Slide 9 - Slide
Rentabiliteit Totale vermogen RTV
A
Opbrengst eigen vermogen /door het gemiddeld eigen vermogen
B
Opbrengst eigen vermogen + de interest
C
Interestkosten gedeeld door het gemiddeld vreemd vermogen
D
Opbrengst eigen vermogen plus de interestkosten, gedeeld door het gemiddeld totale vermogen
Slide 10 - Quiz
Rentabiliteit totale vermogen
Slide 11 - Slide
Rentabiliteit van het eigen vermogen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Een eenmanszaak heeft een gemiddeld eigen vermogen van € 200.000. Het gewaardeerde loon is € 40.000. De nettowinst van het afgelopen jaar bedraagt € 55.000. Bereken de rentabiliteit van het Eigen Vermogen
Slide 14 - Open question
Bedrijf x had aan het begin en eind van het jaar een vreemd vermogen van € 125.000. De rentekosten bedragen € 10.000. Wat is de rentabiliteit van het vreemd vermogen?
Slide 15 - Open question
Bedrijf x had op 1/1 een vreemd vermogen van 150.000 en aan het eind van het jaar 110.000. De rentabiliteit van het Vreemd Vermogen bedraagt 4%. Wat zijn de rentekosten?
Slide 16 - Open question
Bedrijf Y heeft een gemiddeld totaal vermogen van € 225.000. De nettowinst bedraagt € 50.000. De verschuldigde rente was 10.000. De rentabiliteit van het totale vermogen is:
Slide 17 - Open question
Solvabiliteit
Slide 18 - Slide
Wat is solvabiliteit?
A
Een lening van familie of vrienden.
B
Het verschil tussen activa en passiva
C
Een lening van de bank waarbij de bank een onroerend goed als onderpand vraagt.
D
De verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen van een onderneming.
Slide 19 - Quiz
Wat geeft solvabiliteit aan?
timer
0:15
A
De mate waarin je in staat bent aan je kortlopende verplichtingen te voldoen
B
Of je in staat bent met je bezittigen je schulden af te lossen
C
Het geld wat je in kas hebt
D
De hoogte van je eigen vermogen
Slide 20 - Quiz
Solvabiliteit
Solvabiliteit
De mate waarin een bedrijf in staat is om schulden terug te betalen.
Formule Solvabiliteit
Eigen vermogen/totale vermogen
Hoe hoger de solvabiliteitsratio, hoe beter de onderneming in staat is alle schulden te voldoen.
Slide 21 - Slide
Solvabiliteit
Eigen Vermogen
50%
1
Vreemd Vermogen
100%
2
Totaal Vermogen
150 %
3
Slide 22 - Slide
Hoe is mijn solvabiliteit?
Slide 23 - Slide
Bereken de solvabiliteit op de twee data
Balans
1 jan
31 dec
1 jan
31 dec
Vaste activa
16.000
15.750
EV
10.000
10200
Vlottende activa
85.000
105.000
Lang vreemd vermogen
6.500
6.300
Liquide middelen
150
325
Kort vreemd vermogen
500
625
Totaal
17.000
17.125
17.000
17.125
Slide 24 - Slide
Bereken de solvabiliteit op 1-1 en op 31-12. Geef aan wat dit doet voor jouw liquiditeitspositie
Slide 25 - Open question
Wat is het verschil tussen een budget en begroting?