Paragraaf 4: Bloed- en orgaandonatie

Hoofdstuk 9: Afweer en bescherming
Paragraaf 4: Bloed- en orgaandonatie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 9: Afweer en bescherming
Paragraaf 4: Bloed- en orgaandonatie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling
  • Leerdoelen doornemen
  • Uitleg 9.4
  • Aan het werk! 
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Uitleggen wat antigenen en antistoffen zijn;
  • Uitleggen hoe je met bloedgroepen kunt bepalen wie welke soort bloed kan ontvangen;
  • Uitleggen wat de resusfactor is en hoe dit bij zwangerschap kan leiden tot de resusziekte.

Slide 3 - Slide

Antigenen
Op het oppervlak van een cel komen bepaalde eiwitten voor.
  • Lichaamseigen: van je eigen lichaam
  • Lichaamsvreemd: ziekteverwekkers of van iemand anders

Slide 4 - Slide

Antistoffen
Antistoffen worden gemaakt door witte bloedcellen.
  • Antigeen wordt herkend als lichaamsvreemd;
  • Witte bloedcellen produceren antistoffen.

Slide 5 - Slide

Virus
Antigenen
RNA 

Slide 6 - Slide

Antistoffen!

Slide 7 - Slide

Bloedfactoren
De antigenen op rode bloedcellen noem je bloedfactoren:
  • A
  • B
Dit leidt tot verschillende bloedgroepen
  • A
  • B
  • AB
  • O

Slide 8 - Slide

Bloedgroepen

Slide 9 - Slide

Bloedgroepen
Sleep naar de juiste plaats
Antistof A
Antistof B
Antistof A en antistof B
Geen antistoffen
Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A en antigeen B
Geen antigenen

Slide 10 - Drag question

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben geen antistoffen
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 11 - Quiz

Welke bloedgroep(en) heeft/hebben de antigenen B
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 12 - Quiz

Resusfactor

Slide 13 - Slide

Andere bloedgroepen
Wat zegt de + of - ?

Naast de ABO bloedgroepen, geef je ook de Resusfactor aan.
Onze bloedcellen kunnen ook het Resusantigeen hebben. Je bent dan Rh+.

Wanneer je geen resusantigenen hebt ben je Rh-, dan maak je na contact met Rh+ bloed de antistof: antiresus.

Slide 14 - Slide

Resusfactor tijdens zwangerschap
Dit kan voorkomen worden door de moeder kunstmatig passief te vaccineren met resus-antistoffen
(dan maakt de moeder zelf geen geheugencellen aan)

Slide 15 - Slide

Aan het werk!
Wat: Paragraaf 4 van H9 opgave : 6,7,8,9,10,11,12,14,15,16.  
Hoe: Fluisteren met je buur
Tijd: 15 minuten
Hulp: Overleg met je buur/kijk in je boek/steek je vinger op

Daarna stencil bloedtransfusie maken.
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Noa heeft bloedgroep AB en ze is resusnegatief. Hoeveel van de verschillende typen bloedfactoren(antigenen) uit het AB0 systeem bevinden zich op haar rode bloedcellen?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 17 - Quiz

Bij Daan wordt vermoed dat hij allergisch is voor stoffen uit kippeneieren. Bij onderzoek wordt Daans bloed gemengd met eiwitten uit eieren. Stoffen in zijn bloed binden zich aan deze eiwitten. Dit is een aanwijzing voor ei-allergie.

Hoe heten de stoffen in het bloed die zich binden aan de eiwitten uit de eieren?

A
Antigenen
B
Antistoffen
C
Histamines
D
Virussen

Slide 18 - Quiz

Daans bloedgroep wordt bepaald. Twee druppels bloed worden op een glaasje gebracht. Aan elke druppel bloed wordt testvloeistof toegevoegd (zie afbeelding). Er wordt gekeken of er samenklontering optreedt in de bloeddruppels.
Welke bloedgroep heeft Daan?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep AB
C
Bloedgroep B
D
Bloedgroep 0

Slide 19 - Quiz

Gaat het bij een injectie met antistoffen om actieve of passieve immunisatie? leg je antwoord uit!

Slide 20 - Open question

Orgaanafstoting
Orgaanafstoting wordt veroorzaakt door antigenen van de donor.

  • De ontvanger van het orgaan, herkent de antigenen als lichaamsvreemd. Daarna begint de afstotingsreactie.
  • Medicijnen (afstotingsremmers) kunnen de afstotingsreactie tegengaan, waardoor het donororgaan blijft leven. 

Slide 21 - Slide

Aan het werk!
Wat: Paragraaf 4 van H9
Hoe: Fluisteren met je buur
Tijd: 15 minuten
Hulp: Overleg met je buur/kijk in je boek/steek je vinger op
Klaar: Nakijken en verbeteren, samenvatting + test jezelf maken
Uitkomst: H9 is af en nagekeken

Slide 22 - Slide