- Gebruik de juiste doek: vaat-, hand- en theedoek
- Tijdens koken opruimen/schoonmaken
- Eten klaar = aanrecht schoon
- Afwassen: eerst spoelen, aanrecht schoon, sopje maken, afwassen, afdrogen, spullen opruimen
- Alles netjes? Iedereen klaar? Wasmachine aanzetten