In een samengestelde zin staat ook een
voegwoord: een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voorbeelden van voegwoorden:
en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, dus
Vaak staat het voegwoord tussen twee zinnen in:
- Jip maakt de hapjes en Mike kiest de muziek uit.
- Ik fluit een liedje, terwijl ik naar school fiets.
Soms staat het voegwoord vooraan:
- Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag uitgesteld.