Maandag 13 mei

Maandag 13 mei




Leg alvast je werkboek en schrift op je tafel en ontcijfer de rebus!

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 13 mei




Leg alvast je werkboek en schrift op je tafel en ontcijfer de rebus!

Slide 1 - Slide

Periode 4: wat gaan we doen?
H5 Grammatica + toets
H1 Lezen + toets in toetsweek
Vrijdag 31 mei boekvlog inleveren

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Je leert samengestelde zinnen herkennen

Slide 3 - Slide

Schrijf voor jezelf op:
Wat is het verschil tussen enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen?
Wat zijn voegwoorden?
Schrijf drie voegwoorden op die je nog kent.

Slide 4 - Slide

Enkelvoudig of samengestelde zin?
  • In de meivakantie heeft Meike veel leuke dingen gedaan. 
  • Toen Thomas meivakantie had, sliep hij iedere dag lekker lang uit. 
  • Hoe lang duurt het nog, totdat de zomervakantie begint?
  • Ik hoop dat het nog heel lang mooi weer blijft. 

Slide 5 - Slide

Theorie
In teksten kunnen enkelvoudige en samengestelde zinnen staan. Een enkelvoudige zin heeft één persoonsvorm. 
Hakan kiest de muziek uit. 
Brit maakt de hapjes.
.


Slide 6 - Slide

Theorie
Als je twee enkelvoudige zinnen aan elkaar plakt, krijg je een samengestelde zin. Een samengestelde zin heeft twee persoonsvormen.
Hakan kiest de muziek uit en Brit maakt de hapjes.

Slide 7 - Slide

Voegwoorden
In een samengestelde zin staat ook een voegwoord: 
een woord waarmee je de zinnen aan elkaar plakt. Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: 
en, terwijl, omdat, zodat, nadat, als, toen, want, maar, of, dus.

Vaak staat het voegwoord tussen de twee zinnen, maar het kan ook vooraan staan.
Omdat het morgen gaat regenen, is de sportdag uitgesteld.

Slide 8 - Slide

Samengestelde zin: onderwerp
In een samengestelde zin staat 2 of meer persoonsvormen. Naast een persoonsvorm staat er ook een onderwerp in de zin. 
In een samengestelde zin vind je dan ook 2 of meer onderwerpen.
Hakan kiest de muziek uit en Brit maakt de hapjes.
Wie of wat + pv = onderwerp. 

Slide 9 - Slide

Pv en ow?
  • Heeft de zilversmid jouw kettinkje gerepareerd of heeft hij dat niet gedaan?
  • De monteur sleutelt aan de auto, zodat wij hem snel weer kunnen gebruiken.
  • De gids geeft de toerist informatie, omdat hij daar om vroeg.

Slide 10 - Slide

Aan de slag
Maken hoofdstuk 5 paragraaf 4 opdracht 1 t/m 4 blz 204 + 205
Schrijf de antwoorden in je schrift. 
We markeren niet in het werkboek, maar we schrijven de antwoorden op!

Slide 11 - Slide