2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen

2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

2.2 Organen en weefsels bestaan uit cellen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen ?

Wat weet je nog van vorige lessen?
Uitleg
Zelfstandig werken
JE GAAT LEREN OVER
  • dat een orgaan uit verschillende weefsels is opgebouwd.
  • dat weefsels zijn opgebouwd uit cellen en tussencelstof.
  • dat cellen verschillende functies hebben en de daarbij passende vormen.
  • dat een cel alle levenskenmerken bezit

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van de vorige lessen?

Kennistest

Slide 3 - Slide

Er volgen nu vragen om de voorkennis van de leerling te testen.
Is dit een orgaan?
A
Ja!
B
Nee!

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Orgaan
Organisme
Orgaanstelsel
Weefsel

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions


Wat is de belangrijkste functie van het orgaan met de oranje kleur?
A
Het maakt voedsel
B
Het verteert voedsel
C
Het vergroot voedsel
D
Het maakt het bloed schoon

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Natuurgetrouwe tekening
Schematische tekening

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Uitleg - laptop dicht a.u.b.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Organen bestaan uit weefsels
Een weefsel is een groep cellen die er allemaal hetzelfde uitzien en dezelfde functie hebben. Samen zorgen de weefsels ervoor dat het orgaan goed werkt.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Weefsels bestaan uit cellen
Als je nóg verder inzoomt, ontdek je dat een weefsel bestaat cellen. Alle cellen in een weefsel hebben dezelfde functie. Daarom hebben ze allemaal dezelfde vorm

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Eén Cel
Een cel is de kleinst mogelijke levende eenheid. Cellen vertonen alle levenskenmerken en kunnen zich delen.

Een cel is ook opgebouwd uit nog kleinere onderdelen. Deze maken de levensverschijnselen van de cel mogelijk.


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Levenskenmerken
  • voortplanten
  • groeien
  • ontwikkelen
  • reageren op prikkels
  • bewegen
  • voeden
  • stofwisseling
  • ademhalen
  • uitscheiden
De 9 levenskenmerkenop een rij

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Dierlijke cellen
Cytoplasma: dikke vloeistof in de cel.
Celmembraan: dun vlies wat de cel bij elkaar
houdt.
Celkern: regelcentrum van de cel.
Kernmembraan: de buitenkant van de 
celkern.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Cellen bestaan uit kleinere deeltjes

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Indeling in 4 rijken doe je aan de hand van de cel eigenschappen.
 
1. Bacterie cel
2. Dierlijke cel
3. Plantencel
4. Schimmelcel
Hoe herken je ze?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

En hoe zit dit bij andere organismen?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

                        Stammen
                                                            Sponsdieren
                                                          Neteldieren
                                                           Weekdieren
                                                                  Stekelhuidigen
                                                                 Geleedpotigen
                                                              Gewervelden

Slide 17 - Slide

Dieren zijn ingedeeld in stammen.
De eerste dia's betrof gewervelden, maar hoe zit dit bij andere stammen?
Sponsdieren

  • Niet-symmetrisch
  • Stevige hoornvezels tussen de cellen
  • Meestal vast op de bodem 

Slide 18 - Slide

Sponzen hebben geen spieren en geen organen voor ademhaling en spijsvertering. Ze hebben zelfs geen mond om voedsel op te nemen. Een spons bestaat uit een groot aantal cellen die niet geordend zijn tot weefsels en organen. Sponzen hebben wel gespecialiseerde cellen met een eigen functie. Sommige cellen zuigen bijvoorbeeld water aan. Andere cellen filteren het voedsel uit het zeewater. Maar omdat de cellen met dezelfde taak niet samenwerken, vormen ze geen weefsel.
VRAGEN?

Slide 19 - Slide

Wisselmoment: vragen?
Wat gaan we doen ?
Zelfstandig werken
Opdrachten 2.2
JE GAAT LEREN OVER
  • dat een orgaan uit verschillende weefsels is opgebouwd.
  • dat weefsels zijn opgebouwd uit cellen en tussencelstof.
  • dat cellen verschillende functies hebben en de daarbij passende vormen.
  • dat een cel alle levenskenmerken bezit

Slide 20 - Slide

This item has no instructions