les opdracht 6

economische kringloop
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

economische kringloop

Slide 1 - Slide

Inhoud
- Toegevoegde waarde 
- Y = W = C +I+O+E-M
- Spaaroverschot

Slide 2 - Slide

Toegevoegde waarde 
- waarde die je toevoegt.
- bbp = toegevoegde waarde = nationaal inkomen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Y = W = C+I+O+E-M 
- Y=W 
- C + I + O +E - M

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

spaaroverschot
- export - import
- wat doen bij overschot of tekort

Slide 7 - Slide

Aan de slag!!!

Slide 8 - Slide

Vraag 1: 

 Alle toegevoegde waarde bij elkaar staat gelijk aan het BBP. W=Y
W = binnenlands product. Y = nationaal inkomen. Doordat W het BBP is en W en Y aan elkaar gelijk staan weet je dat het nationaal inkomen gelijk is aan de toegevoegde waarden.

Slide 9 - Slide

vraag 2
De overheid doet meer bestedingen dan er gegeven staat. Er kan een lijn getrokken worden van overheid naar het buitland. Ze doen bijvoorbeeld uitgaven aan militaire vliegtuigen en tanks. Deze uitgaven worden niet door bedrijven gedaan omdat het uitgaven zijn voor de staat. 

Slide 10 - Slide

vraag 3
Nationaal inkomen is 620. Daar gaat vanaf 170 aan besparingen en 290 aan consumptie. Je houdt 160 over wat voor belastingen staat. Zo zie je dat de overheid 160 binnenkrijgt en 180 uitgeeft. Dus overheidstekort is 20 miljard. 

Slide 11 - Slide

vraag 4
De pijl gaat van financiële instellingen naar de overheid. Omdat de overheid een te kort heeft van 20 miljard. De overheid leent dat bedrag van de financiële instellingen.

Slide 12 - Slide

vraag 5
W = C + I + O + E – M

W = 620
C = 290
I = ?
O = 180
E = 480
M = 430
620 = 290 + i ?+ 180 + 480 – 430
620 = i? + 520
Dus I = 100  
OF 


Slide 13 - Slide

opdracht 5 (2) 
5. De financiële instellingen hebben 170 miljard. Ze geven zoals in de vorige opgave is berekend 20 miljard aan de overheid. Daarnaast gaat er geld van de financiële instellingen naar het buitenland want Export – import. 480 – 430 = 50 miljard. Het buitenland heeft dus een te kort van 50 miljard.
170 miljard – 20 miljard – 50 miljard = 100 miljard. Deze 100 miljard gaat van financiële instellingen naar bedrijven.

Slide 14 - Slide

vraag 6
6. Export – import = overschot
480 – 430 = 50

Slide 15 - Slide

vraag 7 
1 = 4
2 = 2
3 = minder


Slide 16 - Slide

Einde

Slide 17 - Slide