Herhalen H10 en H11


Biologie
Herhalen H10 en H11

1 / 31
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Biologie
Herhalen H10 en H11

Slide 1 - Slide

Het hoofd van de volwassene is in verhouding...
A
klein
B
groot

Slide 2 - Quiz

Bij welk nummer in de tekening zie je de hypofyse?
A
1
B
2
C
3

Slide 3 - Quiz

Wat betekent hypofyse?
A
Het zijn hormonen.
B
Dat is een lekker snoepje.
C
Het is een belangrijke hormoonklier.
D
Het is een orgaan vlak bij je maag.

Slide 4 - Quiz

Wat is kraakbeen?
A
Dat zijn botten die kraken.
B
Dat zijn benen die kraken.
C
Dat is bot dat nog niet zo hard en stevig is.

Slide 5 - Quiz

Geslachtskenmerken die je hebt vanaf je geboorte zijn...
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtskenmerken

Slide 6 - Quiz

Geslachtskenmerken die ontstaan in de puberteit zijn ...
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtskenmerken

Slide 7 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken die jongens én meisjes hebben...
A
schaamhaar en bredere schouders
B
ongesteldheid en zaadlozingen
C
okselhaar en meer vet onder de huid
D
schaamhaar, meer zweetgeur, okselhaar

Slide 8 - Quiz

Waardoor merkt een jongen dat hij vruchtbaar is?
A
Hij gaat meer zweten.
B
Hij krijgt zaadlozingen.
C
Hij krijgt puistjes.
D
Hij gaat snel groeien.

Slide 9 - Quiz

Wat zie je op de tekening hiernaast?
A
een normale porie
B
een verstopte porie
C
een ontstoken porie

Slide 10 - Quiz

Wat is een transgender?
A
Een man die zich graag verkleedt als vrouw.
B
Iemand die zich als jongen een meisje voelt, of andersom.
C
Iemand die valt op mannen en vrouwen.

Slide 11 - Quiz

Wat is een ander woord voor klaarkomen?
A
orgasme
B
zelfbevrediging
C
masturbatie

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de afkorting soa?
A
sociaal overdraagbare aandoening
B
seksueel overdraagbare aandoening
C
slapeloze overdraagbare aandoening

Slide 13 - Quiz

Kun je een soa krijgen:
van een besmette wc-bril?
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quiz

Als je besmet bent met het aidsvirus (hiv), dan ben je seropositief.
Kun je een ander besmetten?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Vanaf welk moment is een jongen vruchtbaar?
A
Vanaf het moment dat hij geboren is.
B
Vanaf het moment dat de zaadballen zaadcellen gaan maken.
C
Vanaf het moment dat hij puistjes krijgt.

Slide 16 - Quiz

Wanneer krijgt een jongen een zaadlozing?
A
Als hij moet plassen.
B
Als hij klaarkomt.

Slide 17 - Quiz

Hoeveel eierstokken heeft een vrouw?
A
1
B
2
C
3
D
Geen.

Slide 18 - Quiz

Wanneer merkt een meisje dat ze vruchtbaar is?
A
Wanneer ze puistjes krijgt.
B
Wanneer ze 12 jaar wordt.
C
Wanneer ze ongesteld wordt.
D
Wanneer ze verliefd is.

Slide 19 - Quiz

Wanneer gebruik je een voorbehoedsmiddel?
A
Wanneer een man en een vrouw een kind willen.
B
Wanneer een man en een vrouw geen kind willen.
C
Wanneer een man of vrouw verkouden is.
D
Wanneer het regent.

Slide 20 - Quiz

Wat is een abortus?
A
Als je na de geslachtsgemeenschap een pil slikt.
B
De arts laat het embryo weghalen uit de baarmoeder.
C
Dat is een miskraam.

Slide 21 - Quiz

Secundaire geslachtskenmerken die jongens én meisjes hebben...
A
schaamhaar en bredere schouders
B
ongesteldheid en zaadlozingen
C
okselhaar en meer vet onder de huid
D
schaamhaar, meer zweetgeur, okselhaar

Slide 22 - Quiz

Hoe noem je een ongeboren kind jonger dan 12 weken?
A
een embryo
B
een foetus

Slide 23 - Quiz

Wat gebeurt er wanneer de melkklieren van een vrouw gaan groeien tijdens de zwangerschap?
A
Haar buik wordt groter.
B
Haar borsten worden groter.
C
Haar vagina doet pijn.

Slide 24 - Quiz

Het embryo krijgt stoffen via...
A
de navelstreng
B
het vruchtwater

Slide 25 - Quiz

In de ...?... worden stoffen uitgewisseld tussen moeder en kind.
A
placenta
B
navelstreng

Slide 26 - Quiz

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 27 - Quiz

Is deze eigenschap erfelijk of
niet-erfelijk?
A
erfelijk
B
niet-erfelijk

Slide 28 - Quiz

Een jongen heeft twee X-chromosomen.
A
goed
B
fout

Slide 29 - Quiz

De chromosomen die bepalen of je een jongen of een meisje bent heten geslachtschromosomen.
A
goed
B
fout

Slide 30 - Quiz

In een zaadcel zit altijd een
X-chromosoom.
A
goed
B
fout

Slide 31 - Quiz