week 4 les 1 voegwoorden

Voorlezen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voorlezen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
- leerdoel/ instructie

- zelfstandig werken

- afsluiter

Slide 2 - Slide

Leerdoel


Je leert voegwoorden herkennen.

Slide 3 - Slide

Instructiefilmpje

Slide 4 - Slide

Een voegwoord voegt (plakt) woorden of zinnen aan elkaar.
  • Woorden:
Wil je een kroket of een frikandel bij je patat?
Bram kreeg voor haar verjaardag een nieuwe tas en een cadeaubon voor kleding.

Het voegwoord staat tussen de woorden die aan elkaar gevoegd worden.

Slide 5 - Slide

Een voegwoord voegt (plakt) woorden of zinnen aan elkaar.
  • zinnen:
Ik moest lopen, want mijn band was lek.
Toen ik klein was, logeerde ik vaak bij mijn opa en oma.

Het voegwoord staat tussen de zinnen die aan elkaar gevoegd worden óf vooraan.

Slide 6 - Slide



Voegwoorden zijn bijvoorbeeld: en, of, terwijl, omdat, zodat, nadat, toen, want, maar, als.

Slide 7 - Slide

Even oefenen.....

Slide 8 - Slide


U kunt daar parkeren … u een bewijs van een vergunning op de voorruit hebt.

mits - doordat  - tenzij

Slide 9 - Slide

Kampioen zullen zij niet worden, … er een wonder gebeurt.

indien- tenzij - doordat

Slide 10 - Slide

Kom maar terug … je aan de voorwaarden kunt voldoen.

aangezien - zodra - totdat

Slide 11 - Slide

Wij repareren uw fiets … u boodschappen doet!

net als - intussen - terwijl 

Slide 12 - Slide

Aan de slag op blz. 206/207
-Maak opdracht 1 t/m 5.

- Kijk je werk na. 

- Klaar? Even puzzelen, lezen of tekenen. 

- Afsluiter: blooket (voegwoorden)
timer
1:00

Slide 13 - Slide