Cursus 6 Formuleren - 6. Trappen van vergelijking

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands
Brugklas havo/vwo

Slide 1 - Slide

Programma 1e uur
- Leerdoelen
- Uitleg trappen van vergelijking
- Groter dan/even groot als
- Samen oefenen
- Verder oefenen

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Ik kan de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan en het juiste persoonlijk voornaamwoord. 



Slide 3 - Slide

Waar zijn we?

Cursus 6: Formuleren
Paragraaf 6
'Trappen van vergelijking'
Blz. 240-241

Slide 4 - Slide

Mijn opa is lief, mijn moeder is liever en mijn zusje is het liefst. 

Slide 5 - Slide

Trappen van vergelijking

Slide 6 - Slide

Het product dat stuk ging.

Slide 7 - Slide

Trappen van vergelijking (6.6)
Let op, eindigt een woord...
- op -r? -> dan bij de vergrotende trap -der
   raar - raarder, duur  - duurder, zuur - zuurder
- op -s? -> dan bij de overtreffende trap -t
   vers - verst, boos - boost
- op -st? -> dan bij overtreffende trap geen -st, maar meest
   juist - meest juist, bewust - meest bewust

Slide 8 - Slide

Trappen van vergelijking (6.6)
Uitzonderingen, een paar voorbeelden:
goed, beter, best                                   graag, liever, liefst
veel, meer, meest                                  weinig, minder, minst

... als mij of ... dan ik?
- Gebruik als na de stellende trap en dan na de vergrotende trap
- Maak de zin langer: Ana is net zo slim als hij (is)/als ik (ben)

Slide 9 - Slide

Filmpje: 'snapje? groter dan'  

https://www.youtube.com/watch?v=r6-he3wHv_4



Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Wat is de overtreffende trap van 'blond'?
A
blond
B
blonder
C
blondst
D
meest blond

Slide 12 - Quiz

Wat is de vergrotende trap van 'zuur'?
A
zuur
B
zuurer
C
zuurder
D
zuurst

Slide 13 - Quiz

Hij weet dat beter ... ik
A
als
B
dan

Slide 14 - Quiz

Wat is juist:
Karin is vijf keer sterker als/dan hij/hem.
A
als hij
B
als hem
C
dan hij
D
dan hem

Slide 15 - Quiz

Goed of fout? Leg uit.
1. Ik vind broccoli viezer als bloemkool.
2. Zij is liever als mij.
3. Het is stiller in de klas dan thuis. 
4. Porsche heeft grotere motoren als Tesla.
5. Mijn zusje is even groot dan ik.
6. Mijn vriendin werkt harder dan mij. 
7. Mijn broertje werkt beter als ik in de buurt ben. 

Slide 16 - Slide

Check leerdoelen
Ik kan de trappen van vergelijking gebruiken in combinatie met als en dan en het juiste persoonlijk voornaamwoord. 

Slide 17 - Slide

Zelf aan de slag!

  1. Waar zijn we? Cursus 6. Formuleren. 'Trappen van vergelijking' Blz. 240-241
  2. Wat doe ik? Opdracht 1, 2,3, 7.
  3. Hoe? Zelfstandig. Overleggen in je groepje mag. 
  4. Tijd? 10 minuten. 
  5. Hierna? Klassikaal nabespreken. Ik geef 4 mensen een beurt.
  6. Hulpmiddelen? Lesboek en schrift. Geen laptop!
  7. Klaar? Ga lezen.






Slide 18 - Slide

Vul aan:
Het konijntje, ____ jij laatst een hok had getimmerd, is heel blij.
A
voor wie
B
waarvoor

Slide 19 - Quiz

Vul aan:
Ik ga straks op bezoek bij mijn oma, ___ ik graag tijd doorbreng.
A
met wie
B
waarmee

Slide 20 - Quiz

Verder oefenen
Pas de theorie toe en maak de volgende opdrachten:

- Cursus 6 formuleren, paragraaf 6: opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8.

Lastig? Extra oefening online.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide