Spelling - groep 7/8 - tussen-e

• Spelling
• Basisschool
• Groep 7

Het doel van vandaag is: 

Leren schrijven van de tussen -e

Leren schrijven van het dictee zonder categoriekaart

Het is vooral een oefenles! Zet 'm op!

Dit is de test!

Heb je je oortjes in?

Dan klik je op de luidspreker en test je even of het geluid hard genoeg staat! 

Heb je al pen en papier óf een whiteboard + stift?

Soms is het fijn om een woord eerst te schrijven voor je het typt.

Testfragment

Welke categorieën gebruik je bij het schrijven van het woord:
individueel

1. 10, 13, 13, 10
2. 10, 13, 10
3. 10
4. 10, 10, 10, 10,

Welke categorieën gebruik je bij het volgende woord te schrijven:
ingrediënt

1. 9, 10, 28, 8
2. 10, 10, 28 , 12
3. 10, 10, 28, 8
4. 10, 2, 28, 8

Welke categorieën gebruik je bij het schrijven van het volgende woord:
courgette

1. 18, 25, 10, 8
2. 18, 10,12
3. 18, 25 , 10, 12
4. 18, 25, 26, 10

Op de volgende bladzijden ga je werkwoorden vervoegen. Weet je nog?

      Tegenwoordige tijd       Verleden tijd            Voltooide tijd

ik            stam                            stam(te/de)           hulpww. + volt deelw.

(...) jij    stam                             stam(te/de)           hulpww  + volt deelw.

jij            stam+t                         stam (te/de)          hulpww + volt deelw.

hij/zij    stam+t                         stam (te/de)          hulpww + volt deelw.

wij/jullie   hele ww                 stam (ten/den)     hulpww+volt deelw

Vul de goede vorm van het werkwoord 'bereiden' in:

(....) jij met dit koude weer snert?

Vul de goede vorm van het werkwoord 'zeven' in:

Tom heeft de bloem (...).

Vul de goede vorm van het werkwoord 'kneden' in:

Gisteren (...) hij het deeg voor koekjes.

Vul de vorm van het werkwoord 'verhitten' in:

Moeder (...) de pan vorige week.

Vul de goede vorm van het werkwoord 'worden' in:

Josje (...) straks de nieuwe zangeres van K4.

Schrijf het woord dat je hoort:

Woord 1

Schrijf het woord dat je hoort:

Woord 2

Schrijf het woord dat je hoort:

Woord 2

Schrijf de zin op die je hoort:
(je kunt de zin herhalen)

Zin 1

Schrijf de zin op die je hoort:
(Je kunt de zin herhalen)

Zin 2

Schrijf de zin op die je hoort:
(Je kunt de zin herhalen)

Zin 3

Je kunt aan de slag in je werkboek:

Blok 6, Week 2, Les 4

Heb je hierover vragen? Bewaar deze dan voor een moment tijdens taaktijd.

Heb je de les af? Dan kun je verder met je taakbrief. 

Succes!

Het online oefenen ging....... (kies 1 van de emoji)

😒🙁😐🙂😃