This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Van welke vijf factoren hangt de reactiesnelheid af?
Slide 2 - Open question
Wat houdt de wet van Lavoisier in?
Slide 3 - Open question
IJzeroxide kan je ontleden in ijzer en zuurstof. Als je 150 gram ijzeroxide ontleedt, ontstaat er 90 gram ijzer. Hoeveel gram zuurstof ontstaat er?
Slide 4 - Open question
Massaverhouding
Bij een chemische reactie reageren de stoffen in een vaste verhouding. Zo reageren ijzer en zwavel in de verhouding 7 : 4. Dit betekent dat 7 gram ijzer altijd reageert met 4 gram zwavel.
Slide 5 - Slide
De massaverhouding tussen ijzer en zwavel is 7 : 4. Hoeveel gram zwavel reageert er met 700 gram ijzer
A
4 gram
B
40 gram
C
400 gram
D
4000 gram
Slide 6 - Quiz
Aardgas en zuurstof reageren in de verhouding 1 : 4. Hoeveel gram zuurstof heb je nodig voor 75 gram aardgas?
A
75
B
150
C
300
D
600
Slide 7 - Quiz
Bij de reactie tussen aluminium en zuurstof reageren aluminium en zuurstof in de verhouding 10 : 6. Hoeveel gram aluminium reageert er met 90 gram zuurstof?
A
100
B
150
C
200
D
270
Slide 8 - Quiz
Aardgas en zuurstof reageren in de verhouding 1 : 4. Je begint de reactie met 25 gram aardgas en 80 gram zuurstof. Van welke stof heb je teveel?
A
Aardgas
B
Zuurstof
C
Geen van beide
D
Van beide stoffen heb je te veel.
Slide 9 - Quiz
Overmaat
Als je teveel van één van de beginstoffen teveel hebt, dan noem je dat overmaat.
Bij de vorige vraag was aardgas in overmaat.
Slide 10 - Slide
Uitleg overmaat
De verhouding waarin ijzer en zwavel reageren is 7 : 4. Je begint de reactie met 30 gram ijzer en 20 gram zwavel. Voor 30 gram ijzer heb je: 30 x 4 : 7 = 17,1 gram zwavel nodig. Je hebt 20 gram, dus 2,9 gram zwavel over. Zwavel is dus in overmaat.
Slide 11 - Slide
Uitleg overmaat 2
De verhouding tussen ijzer en zwavel is 7 : 4. Je hebt 40 gram ijzer en 20 gram zwavel. Voor 40 gram ijzer heb je: 40 x 4 : 7 = 22,9 gram zwavel nodig. Je hebt maar 20 gram zwavel dus te weinig zwavel. Dit houdt in dat ijzer in overmaat is.
Slide 12 - Slide
De verhouding waarin ijzer en zwavel reageren is 7 : 4. Je hebt 30 gram ijzer en 15 gram zwavel. Bereken welke stof er in overmaat is.
Slide 13 - Open question
Aardgas en zuurstof reageren in de verhouding 1 : 4. Je begint met 30 gram aardgas en 100 gram zuurstof. Bereken hoeveel gram aardgas je overhoudt.