Wanneer je twee zinnen samenvoegt tot een nieuwe zin, gebruik je een komma.
De komma komt in zo’n langere zin:
– tussen twee persoonsvormen:
Als we elke dag naar het strand kunnen, hebben we een fijne vakantie.
– voor maar, doordat, nadat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra:
We hebben een fijne vakantie gehad, omdat we elke dag naar het strand konden.
Let op: meestal komt er geen komma voor en en of.
– als je de delen van een zin niet los kunt uitspreken:
We hebben een fijne vakantie gehad, die bovendien lekker lang duurde.