H4-TH4-BS3

Thema 4
BS3 Eukaryoten
1 / 24
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Thema 4
BS3 Eukaryoten

Slide 1 - Slide

Welk celtype hoort bij welk domein/rijk?
prokaryota
funghi 
(schimmels)
animalia
(dieren)
plantae
(planten)

Slide 2 - Drag question

in afwezigheid van zuurstof
maakt organische stof uit anorganische stof
cellen van dit organisme hebben (echte) celkernen
cellen van dit organisme hebben geen celkernen
in aanwezigheid van zuurstof
organismen die organische stof maken uit andere organische stof
autotroof
prokaryoot
anaeroob
eukaryoot
aeroob
heterotroof

Slide 3 - Drag question

Biodiversiteit: domeinen
biodiversiteit -> verscheidenheid aan organismen
drie domeinen ->

Slide 4 - Slide

Leerdoelen BS3
  1. Je kent het onderscheid tussen prokaryoot en eukaryoot
  2. Je kunt een eukaryoot organisme herkennen
  3. Je weet welke domeinen behoren tot de eukaryoten
  4. Je kent de algemene kenmerken van eukaryoten
  5. Je kent de algemene opbouw van een virus

Slide 5 - Slide

Begrippen BS3
schimmels - gisten; schimmeldraden (hyfen); sporen; paddestoelen
planten - 4 groepen sporenplanten; 3 groepen vaatplanten 
dieren - sponzen; eencelligen; holtedieren; platwormen; rondwormen;  
                   ringwormen; weekdieren; geleedpotigen; stekelhuidigen;    
                  gewervelden

Slide 6 - Slide

Eukaryoten
celkern met DNA

Vaak:
  • meercellig
  • weefsels + organen

schimmels; planten; dieren

Slide 7 - Slide

Schimmels
heterotroof: geen chlorofyl

eencellige schimmels: gist
meercellige: schimmeldraden (hyfen)

voortplanting: sporen

functie: afbraak van organische stoffen
gebruik: gist (brood/bier/wijn); paddenstoelen; productie antibiotica (penicilline); kaas


Slide 8 - Slide

Schimmels

Slide 9 - Slide

Planten
celwanden; cellulose
autotroof: chloroplasten
eencellige eukaryoten: kenmerken platen cellen 

sporenplanten: voortplanting via sporen (wieren; mossen; paardentaart; varens)
vaatplanten: transportvaten (paardenstaart; varens; zaadplanten)

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Wie kent het ezelsbruggetje om de den, spar en larix uit elkaar te houden?
- geeft aan hoe de naalden op de tak staan

Slide 13 - Slide

spar = solo;              den = duo;            lariks = legio

Slide 14 - Slide

Dieren
geen celwanden
heterotroof: geen chlorofyl
bijna allemaal diploid
criteria indeling dierenrijk:
  • eencellig of meercellig
  • symmetrie
  • skelet soort
  • genetische overeenkomsten

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Geleedpotige
meeste soorten in het dierenrijk (meer dan miljoen)
o.a. insecten
uitwendig skelet -> chitine groei alleen mogelijk tijdens vervellingen
metamorfoses -> gedaanteverwisseling van 
                                      larve  -> pop -> imago (volwassen insect)
eitjes worden gelegd na paring en begint cyclus opnieuw

Slide 19 - Slide

Geleedpotige

Slide 20 - Slide

Eencelligen eukaryoten
celkenmerken van dieren
trilhaardiertjes:
  • pantoffeldiertje en amoebe
  • geen celwand,
  • geen fotosynthese
eten bijvoorbeeld: bacteriën 
trilhaardiertjes


Slide 21 - Slide

Zijn er vragen?? 

Slide 22 - Slide

Huiswerk

Maak van bvj BS2+3 13-16; 20; 26-29; 33-35



Kijkopdracht: Myths and Misconceptions
Hoe komen giraffen NIET aan hun lange nek?

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video