Rekenen aan reacties

1 / 21
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel signifcante cijfers?
3,10
A
2
B
3

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

+
Geef een kloppende reactievergelijking van de volgende reactie:
... KI
... I₂
... K
4
1
2
3
5

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions

+
Geef een kloppende reactievergelijking van de volgende reactie:
... FeO
... O₂
... Fe
4
1
2
3
5
1
2

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Alcohol reageerde met zuurstof tot azijnzuur en water. Maak het reactieschema.
+
+
Zuurstof
Waterstof
Alcohol
Azijnzuur
Koolstof
Water

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Leerdoelen
- MOLVERHOUDING gebruiken
- berekeningen aan reacties uitvoeren (stappenplan)
-gehaltes
-blokschema( inc. dichtheid en getal van avogadro)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

de molecuulmassa van water is
A
16,0 u
B
32,0 u
C
34,0 u
D
18,0 u

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat weegt meer?
Een mol lood of een mol ijzer?
A
Lood
B
IJzer
C
Evenveel
D
Kun je niet weten

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De molaire massa van glucose (C6H12O6) is 180,16 g/mol.
Hoeveel mol is 550g?
A
0,323 mol
B
3,05 mol
C
9,91 mol
D
9,91*10^4mol

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

van kg naar mol moet je....
A
delen door 1000 en dan delen door molecuulmassa
B
delen door 1000 en dan keer de molecuulmassa
C
keer 1000 en dan delen door molecuulmassa
D
keer 1000 en dan keer de molecuulmassa

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel significante cijfers?
0,15
A
2
B
3

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Je lost 1,42 mol glucose op in 3,50 liter water. Bereken de molaiteit van de oplossing.
A
0,4 M
B
2,5 M
C
0,406 M
D
2,46 M

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel moleculen zijn aanwezig in 2,00 mol zwaveldioxide?
A
12,04*10^24
B
1,20*10^24
C
3,32*10^-24
D
3,3*10^-24

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Fe (s) + S (s) → FeS (s)
Fe
S
FeS
Coëfficiënten
1
1
1
molverhouding

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Fe (s) + S (s) --> FeS (s)
Je laat 15,0 g ijzer met zwavel reageren. Hoeveel gram ijzersulfide  ontstaat?

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

2Na (s) + Cl2 --> 2NaCl

Je laat 25,0 gram natrium met chloor reageren. Hoeveel gram chloor heb je nodig?

Na
Cl2
coëfficiënten
2
1
Molverhouding

Slide 17 - Slide

Eerst de reactievergelijking kloppend maken

2Na (s) + Cl2 --> 2NaCl

Je laat 25,0 gram natrium met 10,0 gram chloor reageren. Bepaal welke beginstof in overmaat is en hoeveel.

Na
Cl2
coëfficiënten
2
1
Molverhouding

Slide 18 - Slide

Eerst de reactievergelijking kloppend maken

Als ik de mol massa of molaire massa wil berekenen dan is de eenheid....
A
mol/g
B
g/mol
C
mol/u
D
u/mol

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Van gram naar mol, dus ...... de molaire massa.
A
delen door
B
vermenigvuldigen met

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Er moet 2,45 mol N2 ontstaan.
Hoeveel mol NaN3 is er dan nodig?

A
2 mol NaN3
B
2/3 mol NaN3
C
2,45 : 3 x 2 = 1,63 mol NaN3
D
2,45 : 2 x 3 = 3,68 mol NaN3

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions