Windcirculatie, moessons, Itcz

NPO 
3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen
1 / 10
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

NPO 
3.2 Warmtetransport door wind en zeestromen

Slide 1 - Slide

Deel 1 werkblad
Dit is de basis

Slide 2 - Slide

Evenaar versus ITCZ
Evenaar beweegt niet, is de 0 graden breedte lijn
ITCZ = lage drukgebied, dit beweegt 
1. door de scheve stand van de aardas verandert de breedtegraad waar de zon loodrecht instraalt. 

2. op de plek waar maximale instraling is, wordt de lucht warm, stijgt hij op en dus lage drukgebied

Slide 3 - Slide

Waar is/zijn: 
- evenaar
- ITCZ
- Passaten
- Moessons   
p.88

Slide 4 - Slide

Opdracht 6 - p.92
Gebruik de atlas 

  • Wanneer heeft Java een natte tijd?
  • Welke wind waait er in die periode?
  • Waarom valt er dan veel neerslag? 
    Je antwoord moet een situatiebeschrijving + algemene regel bevatten 

Slide 5 - Slide

Opdracht 6 - p.92
Gebruik de atlas 

  • Wanneer heeft Java een natte tijd? November - februari
  • Welke wind waait er in die periode? Noordwest moesson

Slide 6 - Slide

Opdracht 6 - p.92
  • Waarom valt er dan veel neerslag? 
Situatie: In de periode september tot maart waait de noordwestmoesson in Indonesië. Deze heeft een lange weg over de oceaan afgelegd.

Algemene regel: Lucht die een langere weg over zee aflegt, brengt meer neerslag mee.

Slide 7 - Slide

Opdracht 7a - p.92

Slide 8 - Slide

Opdracht 7b - p.92
Tropen: stijgende lucht wordt kouder en kan minder waterdamp bevatten; er vindt condensatie plaats en dat leidt tot neerslag.

Subtropen: dalende lucht wordt warmer en kan meer waterdamp bevatten.

Slide 9 - Slide

Opdracht 7c - p.92
Stijgingsregens                Stuwingsregen                   Frontale regen

Slide 10 - Slide