1. Vul de woorden in onder de juiste kolom.
2. Heb je alle woorden verdeeld, probeer dan zinnen te maken met daarin een lidwoord, werkwoord en zelfstandig naamwoord
Let op! Soms moet je een werkwoord een beetje veranderen om een goede zin te maken. Dit mag!
Klaar? Cursus 5 Grammatica, paragraaf 1 werkwoord
Cursus 5 Grammatica, paragraaf 3 lidwoord en zelfstandig naamwoord