H 5 oefentoets

Oefentoetsje H5
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Oefentoetsje H5

Slide 1 - Slide

Kennisvragen
bijna allemaal 1 punt

Slide 2 - Slide

                             Weet je het nog?
Welke van de 6 voedingsstoffen geven je energie energie?
geeft energie
geeft geen energie
vetten
koolhydraten
vitamines
eiwitten
mineralen
water

Slide 3 - Drag question

Energierijke stoffen die niet direct in het lichaam worden gebruikt, worden opgeslagen als bijv. glycogeen. Geef aan in welke twee plaatsen in het lichaam glycogeen voorkomt.
A
Longen en Lever
B
Longen en Botten
C
Lever en Spieren
D
Lever en Botten

Slide 4 - Quiz

Bouwstenen van glycogeen zijn:
A
glucosemoleculen
B
aminozuren
C
glycerol en vetzuren
D
glycogeen en vetzuren

Slide 5 - Quiz

Bouwstenen van eiwitten zijn
A
aminozuren
B
nucleotiden
C
stikstofbasen
D
glucosemoleculen

Slide 6 - Quiz

Bouwstenen van vetten zijn:
A
glucosemoleculen
B
aminozuren
C
glycerol en vetzuren
D
glycogeen en vetzuren

Slide 7 - Quiz

Kan wel, in de lever
Kan niet
Kan wel, in de spieren
gewone aminozuren maken van andere aminozuren
essentiële aminozuren maken van andere aminozuren
gewone aminozuren maken van essentiële aminozuren
essentiële aminozuren maken van andere essentiële aminozuren

Slide 8 - Drag question

Waar of niet waar?
ATP ► ADP + P + energie.
A
waar
B
niet waar, energie hoort links van de pijl
C
niet waar, de P hoort rechts van de pijl

Slide 9 - Quiz

Aerobe dissimilatie betekent
A
opbouw zonder zuurstof
B
afbraak met zuurstof
C
afbraak zonder zuurstof
D
opbouw met zuurstof

Slide 10 - Quiz

Noteer de vergelijking van de aerobe dissimilatie

Slide 11 - Open question

Wat levert het meeste ATP op wanneer 1 glucose-molecuul wordt verbrand?
A
Melkzuurgisting
B
Aerobe dissimilatie
C
Anaerobe dissimilatie
D
Alcoholgisting

Slide 12 - Quiz

Is fotosynthese een voorbeeld van assimilatie?
Is verbranding een voorbeeld van assimilatie?
A
Fotosynthese wel, verbranding niet
B
Verbranding wel, fotosynthese niet
C
Beide zijn voorbeelden van assimilatie
D
Beide zijn geen voorbeeld van assimilatie

Slide 13 - Quiz

Welke organismen doen aan dissimilatie?
A
dieren, de meeste bacteriën, schimmels
B
planten en dieren en schimmels
C
autotrofe en heterotrofe organismen
D
planten, dieren, bacteriën en schimmels

Slide 14 - Quiz

Transport waarbij ATP nodig is, is
A
diffusie
B
osmose
C
passief transport
D
actief transport

Slide 15 - Quiz

Waar of niet waar?
Een voorbeeld van anaerobe dissimilatie is gisting.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Wat is het verschil tussen koolstofassmilatie en voortgezette assimilatie?

Slide 17 - Open question

Toepassing en inzicht vragen
bijna allemaal 2 punten

Slide 18 - Slide

Voedingsvezels horen bij een gezond voedingspatroon.
Welke goede eigenschap hebben voedingsvezels?
A
Ze helpen infectieziekten tegengaan.
B
Ze voorkomen verstopping.
C
Ze helpen bij de bloedstolling.
D
Ze verbeteren de nierwerking.

Slide 19 - Quiz

Door gangen te boren in de stengel van een maïsplant verstoren de rupsen het vervoer van water, mineralen en suikers.

Verstoort de Europese maïsboorder het vervoer in de bastvaten? En in de houtvaten?
A
Houtvaten
B
Bastvaten
C
Zowel in houtvaten als in bastvaten

Slide 20 - Quiz

Wetenschappers in Australië zoeken naar nieuwe manieren om uit te vinden of er ergens goud in de bodem zit. Ze hebben ontdekt dat
eucalyptusbomen goud uit de bodem kunnen opnemen. Dit goud is terug te vinden in de bladeren van die bomen.
Hoe komen deze gouddeeltjes vanuit de wortels in de bladeren terecht?
A
alleen via bastvaten
B
alleen via houtvaten
C
zowel via bastvaten als via houtvaten

Slide 21 - Quiz

In een experiment wordt de fotosynthese snelheid van plantjes gemeten d.m.v. de hoeveelheid zuurstof die deze produceren. Wanneer de onderzoeker meer CO2 toevoegt aan één van de plantjes gaat deze niet meer zuurstof maken. Wanneer bij een ander identiek plantje de hoeveelheid licht wordt verhoogd, gaat de fotosynthesesnelheid wel omhoog. Wat zegt dit over de beperkende factor?
A
Licht was hier de beperkende factor
B
CO2 was hier de beperkende factor
C
Ze kunnen beide een beperkende factor zijn, dat weet je niet
D
Er is een andere beperkende factor, bv. water

Slide 22 - Quiz

In het menselijk lichaam komt bij verbranding energie vrij in de vorm van:
A
Licht en warmte
B
Licht en chemische energie (ATP)
C
Warmte en chemische energie (ATP)
D
Warmte en bewegingsenergie

Slide 23 - Quiz

Diabetes
Bij diabetespatienten is de opname van glucose door de cellen verstoord door een tekort aan insuline. De glucose blijft dus in het bloed en wordt slecht opgenomen.

Slide 24 - Slide


A
aerobe dissimilatie van vetzuren
B
anaerobe dissimilatie van aminozuren
C
melkzuurgisting

Slide 25 - Quiz

Welke vorm van dissimilatie gebruikt de meeste glucose moleculen om een bepaalde hoeveelheid energie (ATP) te produceren?
A
Anaerobe dissimilatie
B
Aerobe dissimilatie

Slide 26 - Quiz

BINAS tabel 90A

Slide 27 - Slide

Waar komt bij deze sporten de energie vandaan?
100 meter sprint
een marathon
1000 meter schaatsen
Vooral de ATP en CP voorraad in de spieren
Vooral anaerobe dissimilatie van glucose
Vooral aerobe dissimilatie van glucose

Slide 28 - Drag question

Wanneer je tijdens een inspanning van langere tijd, (bv marathon) 'de man met de hamer' tegenkomt, lijkt het net of je niet verder kunt. Ineens lijkt de energie op. Wat is er dan aan de hand?
A
de glycogeenvoorraad is op
B
de glucose in de cellen is op
C
de vetvoorraad is op
D
de zuurstof in de cellen is op

Slide 29 - Quiz

In spieren van de mens vinden onder andere de volgende stofwisselingsprocessen plaats:
1 opbouw van eiwitten uit aminozuren,
2 vorming van melkzuur uit glucose,
3 vorming van glycogeen uit glucose,
4 vorming van CO2 en H2O uit glucose en O2.
Bij welk of bij welke van deze processen komt energie vrij die kan worden gebruikt voor het samentrekken van de spieren?
A
alleen bij proces 3
B
bij de processen 1 en 3
C
alleen bij proces 4
D
bij de processen 2 en 4

Slide 30 - Quiz

Wat is geen vorm van assimilatie
A
Glucose omzetten in glycogeen
B
Glycogeen omzetten in glucose
C
Fotosynthese
D
Vetzuren en glycerol omzetten in vet

Slide 31 - Quiz

Bij het afvallen verlies je gewicht, omdat je meer verbrandt dan dat er binnenkomt. In de vorm van welke stoffen verlaat je gewicht je lichaam?

Slide 32 - Open question

BINAS tabel 90A

Slide 33 - Slide

Zie BINAS 90A. Na hoeveel seconden levert de aerobe dissimilatie >50% van de energie?
A
na 60 seconden
B
na 68 seconden
C
na de eerste paar seconden als de ATP voorraad op is
D
na 80 seconden als de anaerobe dissimilatie stopt

Slide 34 - Quiz

Wanneer de aerobe en anaerobe dissimilatie evenveel energie leveren, verbruiken ze dan ook evenveel glucose per minuut? Leg uit.

Slide 35 - Open question

Creatinefosfaat (CP) levert gedurende de eerste seconden van een sprint de meeste energie. Leg uit hoe CP wordt gebruikt in spiercellen.

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide

Dus hoeveel CO2 gebruikt deze boom in 12 uur bij de fotosynthese als het licht is?
A
500 kg
B
500+50 kg
C
500-50 kg
D
500x50 kg

Slide 38 - Quiz