BK grammatica hoofdstuk 3
1 / 31
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Slide 7 - Slide
Even kijken of je de KWW al kent...Vul de 6 werkwoorden in van ZWaBBeLS.
timer
1:00
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Het belangrijkste werkwoord van de zin is een...?
timer
0:10
A
ZWW of HWW
B
ZWW of KWW
C
HWW OF KWW
Slide 10 - Quiz
Er kan maar 1 HWW in de zin staan.
timer
0:10
A
juist
B
fout
Slide 11 - Quiz
Een KWW en een ZWW kunnen NIET samen in de zin staan.
timer
0:10
A
juist
B
fout
Slide 12 - Quiz
Als je twee of meer werkwoorden hebt in de zin dan is de persoonsvorm ALTIJD een ...
timer
0:10
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Ik ben gisteren ziek geworden.
Welke werkwoorden staan in deze zin?
Welke werkwoorden staan in deze zin?
timer
0:10
Slide 15 - Open question
Ik ben gisteren ziek geworden.
Welk is het belangrijkste werkwoord?
Welk is het belangrijkste werkwoord?
timer
0:10
Slide 16 - Open question
Ik ben gisteren ziek geworden.
Staat het belangrijkste werkwoord in ZWaBBeLS HDV?
Staat het belangrijkste werkwoord in ZWaBBeLS HDV?
timer
0:10
A
ja
B
nee
Slide 17 - Quiz
Ik ben gisteren ziek geworden.
Koppelt dit werkwoord een eigenschap aan het onderwerp?
Koppelt dit werkwoord een eigenschap aan het onderwerp?
timer
0:10
A
Nee
B
Ja: gisteren
C
Ja: ziek
Slide 18 - Quiz
Ik ben gisteren ziek geworden.
Geworden is dus een....
Geworden is dus een....
timer
0:10
A
HWW
B
KWW
C
ZWW
Slide 19 - Quiz
Als je twee of meer werkwoorden hebt in de zin dan is de persoonsvorm ALTIJD een ...
timer
0:10
A
HWW
B
ZWW
C
KWW
Slide 20 - Quiz
Hoe noemen we ook al weer het zinsdeel door een koppelwerkwoord wordt gekoppeld aan het onderwerp?
A
lijdend voorwerp
B
naamwoordelijk gezegde
C
naamwoordelijk deel
D
rest
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Slide
Ik zwem graag baantjes.
zwem = ...
zwem = ...
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord
Slide 23 - Quiz
Hij is ondeugend!
is = ...
is = ...
timer
0:10
A
koppelwerkwoord
B
hulpwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 24 - Quiz
Ik heb veel gefietst.
gefietst = .....
gefietst = .....
timer
0:10
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord
Slide 25 - Quiz
Romy blijft vannacht logeren.
blijft = ...
blijft = ...
timer
0:10
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
koppelwerkwoord
Slide 26 - Quiz
Mag ik je wiskundeboek lenen?
mag = ...
timer
0:10
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord
Slide 27 - Quiz
De eerste dag weer terug op school wordt een feestje.
Een feestje = ...
Een feestje = ...
timer
1:00
A
naamwoordelijk deel (met kww in de zin)
B
lijdend voorwerp (met zww in de zin)
Slide 28 - Quiz
Hij heeft me het leukste cadeau gegeven.
het leukste cadeau = ...
het leukste cadeau = ...
timer
1:00
A
naamwoordelijk deel (met kww in de zin)
B
lijdend voorwerp (met zww in de zin)
Slide 29 - Quiz
Na deze les...
timer
0:20
... besef ik dat ik de leerstof nog niet voldoende beheers.
... snap ik het wel, maar ik moet nog wat extra oefenen.
... beheers ik de leerstof en heb geen extra oefening meer nodig.
... wil ik de juf om extra uitleg vragen.
Slide 30 - Poll
Over welk onderdeel wil je nog extra uitleg
of extra oefeningen volgende les?
of extra oefeningen volgende les?
