3C Erfelijkheid en evolutie BS1

Erfelijkheid en evolutie

Genotype fenotype
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Erfelijkheid en evolutie

Genotype fenotype

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is
  • Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen

Slide 2 - Slide

Basisstof 1 

Genotype en fenotype

Slide 3 - Slide

''Dat rode haar heb je van oma''

''Zij heeft de ogen van haar vader'' 

''Wat lijk je toch op je moeder''

''Jij en je broer hebben dezelfde neus''

Slide 4 - Slide

Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen
Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet
Genotype= De erfelijke eigenschappen die in genen vastliggen.

Fenotype= jouw uiterlijk, hoe je eruit ziet. Ontstaat door de genotype en invloeden van het milieu

Slide 5 - Slide

Genotype
Je genotype bestaat uit al je erfelijke eigenschappen



De informatie van erfelijke eigenschappen ligt in het DNA in de celkernen

Slide 6 - Slide

DNA ligt in chromosomen

Slide 7 - Slide

Chromosomenparen
De chromosomen van één cel van een vrouw 
46 chromosomen die paren vormen 

Slide 8 - Slide

Chromosomenparen
23 chromosomenparen

Slide 9 - Slide

Chromosomen bij andere organismen

Slide 10 - Slide

Gen en allel

Slide 11 - Slide

Hoe ontstaat een genotype?
Door het samensmelten van een eicel en een spermacel.
Het genotype van een organisme ligt vast op het moment van bevruchting
Elk gen bestaat uit een allel van de moeder en een allel van de vader

Slide 12 - Slide

Hoe ontstaat het genotype?
Bij de bevruchting.
Bevruchting= samensmelten celkern vader en celkern moeder.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoe komt het fenotype tot stand?

Slide 15 - Slide

Fenotype 
Het fenotype kan altijd veranderen door invloeden uit de omgeving

Bijvoorbeeld;
*haren verven 
*bruin worden in de zomer 
*kleurlenzen dragen 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Welke volgorde van 'groot naar klein' klopt?
A
DNA-molecuul --> gen --> chromosoom
B
Gen --> nucleotide --> chromosoom
C
Chromosoom --> gen --> DNA molecuul
D
DNA --> gen --> allel --> chromosoom

Slide 18 - Quiz

Genotype of fenotype?

Litteken
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 19 - Quiz

Ontstaat het fenotype door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quiz

Hoeveel allelen heeft een gen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

Wat is het fenotype en wat is het genotype?
A
Fenotype is uiterlijk, genotype is je bewerkte uiterlijk
B
Fenotype zijn al je genen en genotype is je uiterlijk
C
Fenotype is je geverfde haarkleur, en genotype is je eigen haarkleur
D
Fenotype is je uiterlijk en genotype zijn al je erfelijke eigenschappen

Slide 22 - Quiz

Wat klopt over genen en allelen?
A
een gen zit in het DNA een allel op een chromosoom
B
een gen is een eigenschap een allel is een variant van de eigenschap
C
allel en gen zijn synoniemen van elkaar
D
een allel is een eigenschap een gen is een variant van de eigenschap

Slide 23 - Quiz

Genotype, Fenotype of omgeving?
Het allel voor rood haar is een voorbeeld van...
A
Genotype
B
Fenotype
C
Omgeving

Slide 24 - Quiz