Domein 2

Pak methode, papier, rekenmachine 
Telefoon in je tas

1. Rondje: vragen over domein 1?
2. Instructie domein 2:  oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
3. Zelfstandig aan de slag ( of extra uitleg)
4.Afrondende opdracht: iedereen doet mee
5. Huiswerk








1 / 15
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Pak methode, papier, rekenmachine 
Telefoon in je tas

1. Rondje: vragen over domein 1?
2. Instructie domein 2:  oriëntatie in de twee- en driedimensionale wereld
3. Zelfstandig aan de slag ( of extra uitleg)
4.Afrondende opdracht: iedereen doet mee
5. Huiswerk








Slide 1 - Slide

Rondje: 
- laten zien huiswerk gemaakt/niet gemaakt. Wie in boek?
Lesdoel 2.1
Na deze les weet je:
  • wat vlakke figuren EN ruimtelijke figuren zijn en kun je deze benoemen
  • wat loodrecht en haaks betekent
  • wat evenwijdig en parallel betekent
  • wat spiegelsymetrisch en draaisymetrisch betekent
  • Wat een spiegellijn is 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

2.1 Vlakke figuren
  • Vlakke figuren zijn tweedimensionaal.
  • Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90°) snijden noemen we haaks of loodrecht.
  • Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden noemen, zijn evenwijdig of paralel.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

2.1 Symmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

2.1 Symmetrie
Al deze figuren, behalve het parallellogram, zijn spiegelsymmetrisch.
Een cirkel heeft oneindig veel symmetrielijnen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

2.1 Symmetrie
Een figuur dat na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch.
Let op: een figuur is niet draaisymmetrisch als het pas bij helemaal ronddraaien op zichtzelf terecht komt.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

2.1 Ruimtelijke figuren
  • Ruimtelijke figuren zijn driedimensionaal.
  • De piramide, de balk, de bol, de kubus, de cilinder, de kegel en het prisma zijn voorbeelden van ruimtelijke figuren.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel 2.2 
Leerdoelen:
  • je leert wat de begrippen lengte, omtrek, oppervlakte en inhoud betekenen.
  • je leert de omtrek, oppervlakte en inhoud berekenen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

2.2 Omtrek en oppervlakte
Bij het meten van breedte, dikte, diepte, hoogte en afstand bepaal je de lengte.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

2.2 Oppervlakte
  • De oppervlakte druk je uit in m². Je zegt vierkante meter.
Op dit terras passen 15 vierkante tegels van 1 × 1 m.
De oppervlakte van het terras is
lengte × breedte = 5 × 3 = 15 m2

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

2.2 oppervlakte
  • De eenheid van oppervlakte is vierkante meter (m²)
  • De oppervlakte is een afmeting en wel de grootte van een vlak gebied

Oppervlakte is 100x50=5000 vierkante meter (m²)
Hoe groot is de oppervlakte van dit voetbalveld?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

2.2 Oppervlakte
Hoe bereken je de oppervlakte van de driehoek ABC?



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

2.2 oppervlakte

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

2.2 Lengtematen omrekenen
  • 1 kilometer = 1 x 10 x 10 x 10 = 1000 meter ( 3 stappen dus 3 nullen erbij)
  • 1 hectometer = 1 x 10 x 10 = 100 meter (2 stappen dus 2 nullen erbij)
  • 1 meter = 1 x 10 x 10 x 10 = 1000 mm (  3 stappen dus 3 nullen erbij )

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

2.2 Oppervlakte
  • 1 km²  = 1 x 100 = 100 hm² ( 1 stap dus 2 nullen erbij)
  • 1 m²  = 1 x 100 x 100 = 10 000 cm² (2 stappen dus 4 nullen erbij)
  • 2,5 hm²  = 2,5 x 100 x 100 x 100 = 2 500 000 dm² (  3 stappen dus 6 nullen erbij )

Slide 15 - Slide

This item has no instructions