M3C: week 13 herhaling grammatica

Wiederholung
Was weißt du noch etwas von der Grammatik?
- zwakke werkwoorden
- zwakke werkwoorden stam op t/d
- voorzetsels 4e naamval 
- 1e en 4e naamval
Was weißt du noch etwas von der Grammatik?
  • zwakke werkwoorden
  • zwakke werkwoorden stam op t/d
  • modalverben
Herzlich Willkommen M3C!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Wiederholung
Was weißt du noch etwas von der Grammatik?
- zwakke werkwoorden
- zwakke werkwoorden stam op t/d
- voorzetsels 4e naamval 
- 1e en 4e naamval
Was weißt du noch etwas von der Grammatik?
  • zwakke werkwoorden
  • zwakke werkwoorden stam op t/d
  • modalverben
Herzlich Willkommen M3C!

Slide 1 - Slide

Lernziele ST mavo 3: Kapitel 10
  • Ik kan de werkwoorden haben, sein, werden en het regelmatig werkwoord (incl. stam op –t en –d) correct vervoegen in een Duitse zin.
  • Ik kan de werkwoorden müssen, wissen, dürfen, können, mögen, wollen, heißen correct vervoegen in een Duitse zin.

Slide 2 - Slide

Lernziele ST mavo 3: Kapitel 10
Hierna volgen enkele vragen om te checken of je de grammatica uit Kapitel 10 nog beheerst. Twijfel je hierover?
Neem Seite 16 im Textbuch nog eens goed door.

Tips: 
de ä ö ü maak je door rechter shift + " + a/o/u te typen
de ß maak je door alt (rechts van de spatie) + s tegelijk in te drukken

Viel Erfolg Leute!

Slide 3 - Slide

Welk ezelsbruggetje kan je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord
A
Partytent
B
festtenten
C
circustent

Slide 4 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is goed?
A
ich macht
B
du machen
C
er macht
D
ich machst

Slide 5 - Quiz

Welke werkwoordsvorm is goed?
A
ich arbeitet
B
du arbeitst
C
er arbeit
D
es arbeitet

Slide 6 - Quiz

Bij welke personen krijgt het zwakke werkwoord eerst een -e- en dan pas de uitgang?

Slide 7 - Open question

wat is 'hij mag' in het Duits?
A
er möchte
B
er darf
C
er kann
D
er mag

Slide 8 - Quiz

Schrijf in het Duits:
jij kan

Slide 9 - Open question

ik wil graag =
A
ich mochte
B
ich möchte
C
ich darf
D
ich mag

Slide 10 - Quiz

Jullie hebben =
A
wir haben
B
ihr habt
C
ihr haben
D
ihr hat

Slide 11 - Quiz

wij zijn =
A
wir sein
B
wir seid
C
wir sind
D
wir ist

Slide 12 - Quiz

Typ het rijtje van het werkwoord 'wissen' uit (zonder boek)

Slide 13 - Open question

Schrijf in het Duits
jij danst

Slide 14 - Open question

Typ het rijtje van het werkwoord 'wohnen' uit (zonder boek)

Slide 15 - Open question

Bij werkwoorden die eindigen op een s-klank, zoals heißen, krijgt de du-vorm niet -st als uitgang, maar alleen?

Slide 16 - Open question

Leerdoel 1 checken: kun je alle verschillende werkwoorden vervoegen?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Leerdoel 2: kun je de werkwoorden müssen, wissen, dürfen, können, mögen, wollen, heißen vervoegen?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz