Blok 1 Schrijven + toetsstof

Welkom!
Donderdag 28 oktober 2021
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Donderdag 28 oktober 2021

Slide 1 - Slide

Hoe zit je erbij?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Programma
  • Herhaling van de schrijfopdracht
  • Opdracht afmaken
  • Toetsstof herhalen  

Slide 3 - Slide

Doelen
  • Je hebt een formele e-mail geschreven.
  • Je hebt een informele e-mail geschreven.
  • Je weet wat je moet leren voor de toets.

Slide 4 - Slide

Schrijfopdracht afmaken
Wat moest je ook alweer doen?

Slide 5 - Slide

Toetsstof
Toets blok 1: maandag 1 november.

Slide 6 - Slide

Hoofdstuk 1
Grammatica

Slide 7 - Slide



Basis:

- Werkwoordsvormen en bouwplan.
- Zinsontleding pv/ow/lv/wwg.
- Hoofdzinnen en bijzinnen.



Kader:

- Zinsontleding: pv/ow/lv/wwg
- Bouwplan
- Voorzetsels

Slide 8 - Slide

Grammatica
1. Bouwplan


2. Zinsontleding
De scheidsrechter geeft een vrije trap.
PV =                   OW = 
WWG =              LV = 



Slide 9 - Slide

Grammatica
3. Hoofd- en bijzinnen (basis)
Het belangrijkste gedeelte van een samengestelde zin heet de hoofdzin.  Het andere deel van een samengestelde zin heet de bijzin.

De bijzin kun je weglaten. De hoofdzin kun je niet weglaten. 

Ik slaap nog met een knuffel, hoewel ik al vijftien ben.
hoofdzin = Ik slaap nog met een knuffel,
bijzin = ik al vijftien ben.

Slide 10 - Slide

Grammatica
4. Voorzetsels (kader)
Alle woorden die met de kast of vakantie kunnen. 
Met de kast, voor de kast, langs de kast, na de kast.
Tijdens de vakantie, op vakantie, naast de vakantie.


Let op!
De leraar kijkt het proefwerk na.
Na is hier geen vz. Dit komt omdat het bij kijken hoort. Het hele werkwoord is nakijken.

Slide 11 - Slide

Spelling van de persoonsvorm kader en basis

Slide 12 - Slide

Hoofdletters
Aan het begin van een zin​
De uitzending begint om acht uur.​

Bij namen, merken en plaatsen​
Femke de Jong, Amsterdam, Pasen, Audi​

Bij woorden die van namen zijn gemaakt​
Noord-Brabantse, Marokkaanse

Als de zin met een ‘s begint, dan verschuift de hoofdletter​
‘s Morgens ben ik vrolijk.​

Slide 13 - Slide

Leestekens
Een punt aan het eind van de zin.​
De uitzending begint om acht uur.​

Een uitroepteken om iets aan te duiden.
Kijk uit!

Een vraagteken bij een vraagzin.
Is dat zo?

Aanhalingstekens als iemand iets zegt.                                   
Mama zei: "Haal je dat even op?"

Dubbele punt bij bijvoorbeeld een opsomming.
Dit had ik gekocht: een broek, een jas en een sjaal.

Slide 14 - Slide

Leestekens
In een zin met twee persoonsvormen  naast elkaar​.
Als jij de hond uitlaat, zet ik thee.​

Tussen de delen van een opsomming, behalve voor het woord en.​
Ik kocht in Amsterdam nieuwe schoenen, een pet, een trui en drie paar sokken.

Soms hoor je een pauze hebt in een zin.
Zeg, loop eens door!
Marloes, help jij je moeder eens met koken.

Slide 15 - Slide

Homoniem en homofoon
De woorden zijn qua vorm en klank hetzelfde, maar hebben een andere betekenis.
bal -> feest, rond voorwerp


Soms klinken twee woorden hetzelfde, maar schrijf je ze anders. 
Dit noem je homofonen. 

- Mijn tante lacht altijd heel hard.
- Mijn hart klopt heel snel.

Slide 16 - Slide

Leesmanieren en tekstopbouw 
Leesmanieren
Je kunt op verschillende manieren een tekst lezen:
- Zoekend
- Verkennend
- Zoekend

Tekstopbouw
De meeste teksten zijn verdeeld in: inleiding, kern en slot.

In alinea's behandelt de schrijver het onderwerp. In elke alinea kan de schrijver meerdere dingen over het onderwerp vertellen. 

Elke alinea is dan een deelonderwerp. Vaak maken tussenkopjes dit duidelijk. 

Slide 17 - Slide

Tekstdoelen en tekstsoorten (blz. 35/36 kader) 

Slide 18 - Slide

Doelen
  • Je hebt een formele e-mail geschreven.
  • Je hebt een informele e-mail geschreven.
  • Je weet wat je moet leren voor de toets.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Succes met leren!
Je kunt mij altijd mailen. Tot maandag!

Slide 21 - Slide