Noteer: wwg, ow, lv, mw en bwb (vergeet niet de zin in zinsdelen te verdelen!)
1. De ober vergat voor de klant schoon bestek mee te nemen.2. De eigenaren van de webwinkel verkopen aan hun klanten graag een extra artikel.
3. Victoria stond tijdens haar spreekbeurt voor het beeldscherm.
4. Vrienden en familie geven Sybren allerlei handige tips.
5. Gister heb ik voor mijn zus de National Geographic gekocht.
Klaar? --> Maak opdracht 1 op blz. 19