H4 Thema 5 B6 Spieren + Oefenmateriaal Thema 5

Thema 5 Regeling

B6
Spieren en beweging (SE)
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Thema 5 Regeling

B6
Spieren en beweging (SE)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
5.6.1 Je kunt de bouw en functie van glad spierweefsel en dwarsgestreept spierweefsel beschrijven.

5.6.2 Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven.

5.6.2 Je kunt de effecten van training, revalidatie en dopinggebruik uitleggen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Spierweefsels
(glad)
Kenmerken:
  1. Langwerpige spiercellen
  2. 1 celkern per cel
  3. Trage samentrekking, maar niet snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door autonome zenuwstelsel

Komt voor in:
  1. huid                       4. bloedvaten
  2. darmkanaal       5. iris
  3. longen

Slide 5 - Slide

Spierweefsel (dwarsgestreept)
Kenmerken:
  1. Bestaat uit spiervezels
  2. Ontstaat door versmelting van veel spiercellen
  3. Snelle samentrekking maar snel vermoeid
  4. Geïnnerveerd door animale zenuwstelsel

Komt voor in:
  1.  Skelet (zitten vast aan botten)

Slide 6 - Slide

Skeletspieren
Van groot naar klein:
Skeletspier -> spierbundels -> spiervezels -> spierfibrillen -> spiercellen

Motorische eenheid:
Alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel

Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees.

Slide 7 - Slide

Spierfibrillen (90C)
Spierfibrillen zijn opgebouwd uit 2 eiwitten:
  1. Myosine (donkere (dikke) band)
  2. Actine (lichte (dunne) band)

Deze eiwitten vormen filamenten (grote eiwitdraden)

Tussen spierfibrillen bevinden zich:
  • Glycogeenkorrels (opgeslagen glycogeen)
  • Mitochondriën (nodig voor verbranding)



Slide 8 - Slide

Samentrekken van spieren
  1. Uiteinden van een axon van een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. De spierfibrillen gekoppeld aan het motorisch eindplaatje trekken samen door neurotransmitter die bindt aan receptor van spiervezel
  3. De myosine- en actinefilamenten schuiven in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)
Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose


Slide 9 - Slide

Aansturing 
Axon v/e motorische neuron prikkelt de motorische eindplaat van een spier (contactpunt)

Hierdoor worden de spiervezels geprikkeld om samen te trekken (actine en myosine schuiven in elkaar)

Alles of niets (te weinig impulsen = geen contractie)


Slide 10 - Slide

Aansturing 
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

Spierspanning - een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/gaat je gezicht niet hangen


Slide 11 - Slide

Maak opdracht 64 t/m 66

Slide 12 - Slide

Antagonisten
  • Spieren kunnen alleen samentrekken, maar niet uit zichzelf ontspannen.
  • Om een spier te ontspannen moet een andere spier samentrekken die de tegenovergestelde beweging veroorzaakt
  • Spieren die een tegenovergestelde beweging veroorzaken noemen we antagonisten
Voorbeeld van antagonisten zijn de biceps en triceps. Biceps buigt je arm, triceps strekken de arm

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Maak opdracht 48 en 49

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Betrouwbaar en valide onderzoek
  Fig.1               Fig.2               Fig.3.              Fig.4 
Het doel van elke meting (kleine zwarte stip) is om op de grote zwarte stip in het midden uit te komen. In figuur 1 zitten de metingen dicht bij elkaar (betrouwbaar) maar het gemiddelde van de stippen ligt niet in de buurt van de grote middelste zwarte stip (niet valide)
Bij figuur 2 zijn de metingen overal (niet betrouwbaar) maar het gemiddelde van de metingen zal wel rond de middelste zwarte stip liggen (valide)
Bij figuur 3 zijn de metingen over de bovenste helft verspreid (niet betrouwbaar) en het gemiddelde van de stippen zal ook niet bij de middelste stip in de buurt komen (niet valide)
In figuur 4 liggen alle metingen bij elkaar (betrouwbaar) en het gemiddelde van de stippen zal ook in de buurt van de middelste stip liggen (valide)

Slide 19 - Slide

Hoe komt een spier aan de energie voor het samentrekken?

Slide 20 - Open question

Zet de volgende woorden op de juiste plek:
Bevat glad spierweefsel
Bevat dwarsgestreept spierweefsel
Aorta
Armbuigspier
Baarmoeder
Blaas
Buikspieren
Dijspier
Eileiders
Kauwspieren
Kuitspier
Urinewegen
Zaadleiders

Slide 21 - Drag question

Zet de volgende woorden in de juiste volgorde van klein naar groot:
filament - spier - spierbundel - spierfibril - spiervezel

Slide 22 - Open question

Op de afbeelding staat een microscopische afbeelding van een dwarsgestreepte spier. Wat bevindt zich in de lichte banden, actine of myosine? En wat in de donkere?

Slide 23 - Open question

Agonist
Antagonist
Biceps
Triceps
Iris kringspier
Iris radiaal spier
middenrifspier
Buikspieren
Bovenste dijbeenspier
Hamstring

Slide 24 - Drag question

Maak opdracht 50
Klaar? Lees de context 'Een killerbody'
en
maak opdracht 51

Slide 25 - Slide

Controleer je leerdoelen!
  • Ken je de begrippen? Oefen de Flitskaarten 

  • Check de leerdoelen met Test Jezelf

  • Maak verder deze week de Samenhang 'Verliefdheid is chemie' (opdracht 1 t/m 5) en de Examentrainer


Slide 26 - Slide

Hoe komt een spier aan de energie voor het samentrekken?

Slide 27 - Open question

Extra oefenmateriaal
- Oefentoets B1 en 2
- Oefenexamenopgaven

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Link

Extra oefenmateriaal
 - Oefentoets B3 t/m 5 Zenuwstelsel
- Oefenexamenopgaven B3 t/m 5 Zenuwstelsel

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Link

Extra oefenmateriaal
B1 t/m 6 Zenuwstelsel

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Link

Hoeveel procent heb je gescoord?

Slide 38 - Open question