V4-les 6 la ropa y la comida vervolg met imperfecto

Un ejercicio
Mira el vídeo y escribe de qué fiesta española es el vídeo.
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Un ejercicio
Mira el vídeo y escribe de qué fiesta española es el vídeo.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

El vídeo era de la fiesta
A
San Juan
B
Las Fallas
C
San Fermines
D
La Semana Santa

Slide 3 - Quiz

la clase de V4
los objetivos de hoy son practicar con el imperfecto y mejorar texto de la ropa

Slide 4 - Slide

Hoy en clase
La clase anterior
La preparación para hoy
Hacer ejercicios imperfecto
Toetsoverzicht
Un esquema
Escribir tu presentación
La evaluación
La preparación para la clase

Slide 5 - Slide

Contesta a estas preguntas en español:
1. ¿Qué llevaban puesto los españoles en las fiestas de San Fermín?
2. ¿Qué llevaban puesto los niños españoles en estas fiestas?
timer
2:00

Slide 6 - Open question

La clase anterior
Habla en holandés sobre la clase anterior y contesta a estas preguntas con tu compañero de clase:
1. ¿Cómo era la clase anterior?
2. ¿De qué tema para la fiesta hablamos en la otra clase?
3. Explica las formas del imperfecto 
. 4. Explica cuándo usas el imperfecto
5. ¿Qué temas tienes que escribir todavía?
timer
1:30

Slide 7 - Slide

La preparación para hoy
aprender vocabulario la comida hol-esp página 8 (alleen de woorden1-11) y 9 (alleen de woorden 45-89).

Hacer ejercicios 4 y 5 del reader página 20 y 21.
Aprender imperfecto de vorm, gebruik, signaalwoorden, en de onregelmatige vormen (zie lessonup over imperfecto of je aantekeningen)
Stukje schrijven in classnotebook over het eten en drinken op het Spaanse feest in het Nederlands maak een nieuwe pagina aan.


Slide 8 - Slide

Ejercicio 4 página 10
1. hay
2. están
3. están
4. hay
5. están
6. hay
7. hay
8. está
9. están
10. hay
Ejercicio 5 página 10
1. El HLZ está en el Brahmsstraat.
2. En el Brahmsstraat hay muchas tiendas.
3. Las profesoras Muñoz y De Zwart están siempre en el coffee company.
4. Aquí hay muchas vespas/motos de alumnos.
5. En el aula 0.25 hay muchos vestidos de flamenca.
timer
2:00

Slide 9 - Slide

Hacer ejercicios imperfecto
Ejercicio 13 frases 1 hasta 5
Si estás listo/a termina el ejercicio.
timer
3:00

Slide 10 - Slide

ejercicio 13:

1. era, gustaba
2. vivían
3. salíais
4. ibas
5. iba, daba
6. tomaba
7. tenía
8. bajaba
9. vivía, era, era, tenía
10. hablaba
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Een overzichtje:
Week 41: werken aan bebida y comida (gram; concordancia/adjetivo)  en música y baile en voc/gram toets
Week 42: herfstvakantie (werken aan je layout van je presentatie elke dia een foto met jullie hoofden erop)
Week 43: actividades en mi opinión en preguntas
Week 44: presentaties
Week 45: leesvaardigheidstoets
Week 46 (vanaf vrijdag)/47
vocabulaire (van je reader) en grammaticatoets (perfecto, imperfecto, hay/ser/estar, concordantie)

Slide 12 - Slide

Mejorar tu presentación sobre ropa
Zorg dat je ook de kleding helemaal benoemd, maar ook de kleur en stof:
de algodón (van katoen)
de cuero (van leder)
vaquero (spijker)
de seda (zijden)
a rayas (gestreept)/a cuadros (geruit)/con lunares (gestipt/

Slide 13 - Slide

La concordancia y el adjetivo
In het Spaans past het bijvoeglelijke naamwoord in geslacht en getal altijd aan het zelfstandig naamwoord:
la fiesta divertida 
estas fiestas divertidas

Het bijvoeglijk naamwoord komt altijd achter het zelfstandig naamwoord te staan.

Tip: Leer altijd het lidwoord bij het zelfstandig naamwoord. Zo weet je altijd welk geslacht het zelfstandig naamwoord heeft.

Mannelijke woorden zijn: -or, -e, -o uitzonderingen el idioma, el problema (alle ema/ima/oma woorden)
Vrouwelijke woorden zijn: -a, ción/sión, dad uitzonderingen la mano, la foto

Maak nu oefening 6 en 7

timer
2:00

Slide 14 - Slide

Escribir texto la comida y bebida
Wat aten de Spanjaarden (Mexicanen) tijdens het feest?
Wie maakten dat klaar? (preparar)
Waar aten zij dit (op straat, thuis, ergens anders?)
Is dit een typisch ... gerecht?
Leg uit wat het was (ingrediënten).
Heb je het geproefd / gegeten? Vond je het lekker? Waarom (niet)? (estar rico/a)

Slide 15 - Slide

La evaluación
Levanta si estás de acuerdo

1. Ik weet hoe ik de imperfecto moet vervoegen.
2. Ik weet niet wanneer ik de imperfecto moet gebruiken.
3. Ik heb mijn tekst af in het Spaans over la ropa.
4. Ik heb een begin kunnen maken over de tekst van eten/drinken.

Slide 16 - Slide

La preparación para la clase
Dinsdag:
opschrijven jouw mening in het Nederlands
leren imperfecto/perfecto/hay/ser/estar
leren vocabulaire spa-ned, ned-spa alles uit de reader alvast voor vocabulairetoets.

Donderdag:
vocabulaire/grammatica toets

Slide 17 - Slide