Herhaling B02

Herhaling
1 / 21
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Ik loop even met jullie door de stof heen
  • Tijd om vragen te stellen 
  • Tijd om te leren 

Slide 2 - Slide

Pagina 57


Bekijk ook goed de afbeelding eronder. Deze gaat over de ligging van Rome. 

Slide 3 - Slide

De Romeinse soldaat

Slide 4 - Slide

Rome
  • Ontstaan in de 8e eeuw v.C.
  • Gunstige ligging vlakbij zee en in het midden van Italie.
  • 250 jaar lang bestuurd door koningen.
  • In 509 v.C. werd de koning door de bevolking verjaagd.
  • Bestuur kwam nu in handen van een kleine groep rijke families: senaat en twee consuls.

Slide 5 - Slide

Senaat
  • Senaat: vergadering waar een paar honderd mannen uit belangrijke families stemden over wetsvoorstellen.
  • kozen één keer per jaar twee consuls.

Slide 6 - Slide

Consuls
  • leidden de vergaderingen van de senaat.
  • mochten wetsvoorstellen doen.
  • hadden het vetorecht: hiermee konden ze een maatregel van de senaat/ andere consul tegenhouden.
  • oorlog voeren tegen vijanden.

Slide 7 - Slide

Romeinse Rijk
  • Vanaf de 4e eeuw v.C. veroverden de Romeinen gebieden.
  • In 272 v.C. hadden ze het grootste deel van Italie veroverd.
  • Nu wilden de Romeinen de Middellandse Zee in handen krijgen, dit was gunstig voor de handel.

Slide 8 - Slide

Onverslaanbaar leger
Hoe komt het dat het Romeinse leger zo succesvol was?
  • Goed bewapend & getraind.
  • Goed georganiseerd.
  • Gemotiveerd: eer om te vechten voor Rome.
  • Verdeling van de oorlogsbuit onder de soldaten.
  • Overwonnen volken vochten erin mee.

Slide 9 - Slide

Overwonnen volken
  • Kregen bescherming van de Romeinen in ruil voor gehoorzaamheid en het leveren van soldaten.
  • Zo ontstonden bondgenootschappen.
  • De overwonnen volken mochten hun eigen godsdienst en cultuur houden.
  • Soms namen Romeinen dingen over van andere volken, zoals van de Grieken: goden, beeldhouwwerken.

Slide 10 - Slide

Leven op het platteland
  • Meeste mensen woonden op het platteland.
  • Veel boeren hadden een eigen stuk land en waren vrij
  • Deze groep werd alleen steeds kleiner.
  • Veel vrije boeren vochten in het leger
  • en waren soms jaren van huis.

Slide 11 - Slide

Leven op het platteland
  • De achtergebleven familieleden konden het werk op het land na een tijdje niet meer aan.
  • De boeren kwamen in geldnood 
  • en moesten hun land verkopen.
  • Velen vertrokken naar de steden.
  • Grootgrondbezitters kregen zo steeds meer land in handen.

Slide 12 - Slide

Grootgrondbezitters
  • Waren rijk geworden door oorlogsbuit.
  • Hadden in het leger namelijk leidinggevende functies.
  • Stichtten grote landbouwbedrijven.
  • Woonden in villa's.
  • Hadden slaven die het werk deden.

Slide 13 - Slide

Slaven
  • Krijgsgevangenen uit de veroverde gebieden.
  • Eind 2e eeuw v.C. was 1/3 deel van de bevolking slaaf.
  • Hadden geen rechten.
  • Waren het bezit van iemand anders.
  • Werkten als leraar, in mijnen, etc.
  • Laagste sociale laag in de samenleving.

Slide 14 - Slide

Leven in de stad
  • Door de komst van de verarmde boeren groeiden de steden.
  • Deze boeren werden proletariers genoemd.
  • Zij verhuurden zichzelf af en toe als bijv. bouwvakker.
  • Konden vaak niet rondkomen.
  • Waren afhankelijk van de nobiles: rijkste en machtigste burgers.

Slide 15 - Slide

Leven in de stad
  • De nobiles zaten in de senaat, voerden het leger aan, bezaten veel grond op het platteland.
  • In de stad leefden ook ambachtslieden, handelaren en slaven.
  • Door de veroveringen was de handel gegroeid.
  • Handelaren profiteerden van de wegen die voor het Romeinse leger werden aangelegd.

Slide 16 - Slide

Onrust
  • Grote verschillen tussen arm en rijk.
  • Ook grote verschillen in macht.
  • De nobiles vonden dit wel prima zo.
  • Bevolking werd steeds ontevredener.
  • Nobiles organiseerden volksvermaak als gladiatorenspelen en paardenrennen om onrust te voorkomen.
  • Ook deelden ze gratis voedsel uit.

Slide 17 - Slide

Onrust
  • Geld voor dit volkvermaak kwam uit inkomsten door veroveringen
  • en uit de Spaanse goud- en zilvermijnen.
  • De echte problemen werden niet opgelost.

Slide 18 - Slide

Tiberius Gracchus
  • In 133 v.C probeerde Tiberius iets aan de problemen te doen.
  • Tiberius was een politicus.
  •  Hij stelde voor om de grond van de grootgrondbezitters te verdelen onder de arme boeren.
  • Grootgrondbezitters waren woedend!
  • Ze vermoordden Tiberius. 

Slide 19 - Slide

Gaius Gracchus
  • Broer van Tiberius
  • Hij probeerde het tien jaar later opnieuw.
  • Gaius kwam met het plan om de bevolking tegen een vaste lage prijs graan te laten kopen.
  • Ook hij werd door rijke Romeinen vermoord.
  • Onrust onder de bevolking groeide.

Slide 20 - Slide

Onrust
  • Onrust onder de bevolking groeide.
  • Eeuw lang rellen, opstanden, ruzies tussen arme en rijke Romeinen.
  • Slaven kwamen in opstand.
  • De situatie verbeterde niet...

Slide 21 - Slide