H3 par. 3.3 Het leven in het Romeinse Rijk

Memo brugklas HV
H3. De tijd van Grieken en Romeinen: De Romeinen
par. 3.3 Het leven in het Romeinse Rijk
1 / 40
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Memo brugklas HV
H3. De tijd van Grieken en Romeinen: De Romeinen
par. 3.3 Het leven in het Romeinse Rijk

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je uitleggen hoe het komt dat vrije boeren met eigen grond naar de stad vertrokken.
  • Kun je uitleggen wat een proletarier is.
  • Kun je uitleggen welke groep de macht had.
  • Kun je uitleggen wat een slaaf is.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze paragraaf:
  • Kun je uitleggen hoe de nobiles de ontevredenheid onder de bevolking probeerden op te lossen.
  • Kun je uitleggen wat Tiberius en Gaius als oplossing bedachten voor deze problemen.
  • Kun je uitleggen hoe het met Tiberius en Gaius afliep.
  • Ken je de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 3 - Slide

Leven op het platteland
  • Meeste mensen woonden op het platteland.
  • Veel boeren hadden een eigen stuk land en waren vrij
  • Deze groep werd alleen steeds kleiner.
  • Veel vrije boeren vochten in het leger
  • en waren soms jaren van huis.

Slide 4 - Slide

Leven op het platteland
  • De achtergebleven familieleden konden het werk op het land na een tijdje niet meer aan.
  • De boeren kwamen in geldnood 
  • en moesten hun land verkopen.
  • Velen vertrokken naar de steden.
  • Grootgrondbezitters kregen zo steeds meer land in handen.

Slide 5 - Slide

Grootgrondbezitters
  • Waren rijk geworden door oorlogsbuit.
  • Hadden in het leger namelijk leidinggevende functies.
  • Stichtten grote landbouwbedrijven.
  • Woonden in villa's.
  • Hadden slaven die het werk deden.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slaven
  • Krijgsgevangenen uit de veroverde gebieden.
  • Eind 2e eeuw v.C. was 1/3 deel van de bevolking slaaf.
  • Hadden geen rechten.
  • Waren het bezit van iemand anders.
  • Werkten als leraar, in mijnen, etc.
  • Laagste sociale laag in de samenleving.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Leven in de stad
  • Door de komst van de verarmde boeren groeiden de steden.
  • Deze boeren werden proletariers genoemd.
  • Zij verhuurden zichzelf af en toe als bijv. bouwvakker.
  • Konden vaak niet rondkomen.
  • Waren afhankelijk van de nobiles: rijkste en machtigste burgers.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Leven in de stad
  • De nobiles zaten in de senaat, voerden het leger aan, bezaten veel grond op het platteland.
  • In de stad leefden ook ambachtslieden, handelaren en slaven.
  • Door de veroveringen was de handel gegroeid.
  • Handelaren profiteerden van de wegen die voor het Romeinse leger werden aangelegd.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Onrust
  • Grote verschillen tussen arm en rijk.
  • Ook grote verschillen in macht.
  • De nobiles vonden dit wel prima zo.
  • Bevolking werd steeds ontevredener.
  • Nobiles organiseerden volksvermaak als gladiatorenspelen en paardenrennen om onrust te voorkomen.
  • Ook deelden ze gratis voedsel uit.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Onrust
  • Geld voor dit volkvermaak kwam uit inkomsten door veroveringen
  • en uit de Spaanse goud- en zilvermijnen.
  • De echte problemen werden niet opgelost.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Tiberius Gracchus
  • In 133 v.C probeerde Tiberius iets aan de problemen te doen.
  • Tiberius was een politicus.
  •  Hij stelde voor om de grond van de grootgrondbezitters te verdelen onder de arme boeren.
  • Grootgrondbezitters waren woedend!
  • Ze vermoordden Tiberius. 

Slide 28 - Slide

Gaius Gracchus
  • Broer van Tiberius
  • Hij probeerde het tien jaar later opnieuw.
  • Gaius kwam met het plan om de bevolking tegen een vaste lage prijs graan te laten kopen.
  • Ook hij werd door rijke Romeinen vermoord.
  • Onrust onder de bevolking groeide.

Slide 29 - Slide

Onrust
  • Onrust onder de bevolking groeide.
  • Eeuw lang rellen, opstanden, ruzies tussen arme en rijke Romeinen.
  • Slaven kwamen in opstand.
  • De situatie verbeterde niet...

Slide 30 - Slide

Leg uit waarom vrije boeren hun land verkochten en naar de stad vertrokken.
timer
1:00

Slide 31 - Open question

Wie hadden de macht in het Romeinse Rijk?
timer
0:20
A
Nobiles
B
Proletaries

Slide 32 - Quiz

Welke uitspraak is juist?
timer
0:20
A
De Nobiles hebben het meest aanzien
B
De vrije boeren hebben het meest aanzien
C
De proletariers staan het laagst in aanzien
D
Nobiles en proletariers vormen het bestuur

Slide 33 - Quiz

Hoe werden arme Romeinse burgers genoemd?
timer
0:20
A
Slaven
B
Proletariërs
C
Nobiles
D
Grootgrondbezitters

Slide 34 - Quiz

Hoe probeerden de nobiles de ontevredenheid onder de bevolking tegen te gaan?

Slide 35 - Open question

Hij stelde voor om het land van de grootgrondbezitters te verdelen onder de arme boeren.
timer
0:20
A
Tiberius Gracchus
B
Gaius Gracchus

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Video

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.
timer
1:00

Slide 38 - Open question

Wat vind je nog lastig?
timer
1:00

Slide 39 - Open question

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst van par. 3.3 lezen en daarna maak je de opdrachten van par. 3.3 tot de toepassing.
Hoe? Alleen
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit, dan vraag je hulp aan je docent.
Tijd? Tot het einde van de les.
Klaar? Dan ga je de toepassingsopdracht maken van par. 3.3 en de leerdoelen uitwerken. Je kunt ook de TestJezelf maken in SOM.

Slide 40 - Slide